2.1 Groepsvorming Flashcards

1
Q

groepsvorming

A

bindingen tussen meer dan twee mensen (1) die tot stand komen doordat ze elkaar beinvloeden( 2) en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen ( 3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Affectieve bindingen

A

emotionele bindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cognitieve bindingen

A

bindingen op het gebied van kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

economische bindingen

A

bindingen die te maken hebben met werk met goederen die nodig zijn voor het bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

politieke bindingen

A

bindingen die te maken hebben met zaken die geregeld moeten worden op het gebied van bijv onderwijs, zorg, verkeer, veiligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurd er bij groepsvorming?

A

in- en uitsluiting: sommige mensen horen wel bij een groep en andere duidelijk niet leidt tot…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ingroup

A

mensen die bij de groep horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

outgroup

A

mensen die niet bij de groep horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stereotypen

A

zijn vaststaande gegeneraliseerde beelden ( beelden waar iedereen van de groep aan voldoet) en ideeën over een groep mensen ( alle Nederlanders lopen op klompen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vooroordelen

A

zijn vooringenomen meningen over anderen mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sociale controle

A

anderen ertoe brengen( of dwingen) zich te houden aan de normen van de groep. ( om de groepsregels te handhaven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

informele sociale controle

A

vindt plaats wanneer groepsleden elkaar wijzen op de waarden en normen van de groep ( als een buurvrouw haar buurman aanspreekt op de hondenpoep die de buurman niet opruimt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

formele sociale controle

A

vindt plaats wanneer mensen vanuit hun beroep of functie( dus vanuit vastgelegde regels) anderen op de regels wijzen ( een leerkracht die een leerling voor de laatste keer waarschuwt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Informele groep

A

hierin kennen mensen elkaar en voelen ze zich emotioneel met elkaar verbonden. Hierbij zijn geen afspraken die officeel vastliggen ( vriendengroepen en gezinnen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Formele groep

A

hierin zijn de regels vastgelegd op papier of regels die anderen makkelijk herkennen. In deze groep is er vaak sprake van hiërachie, hebben leden een rol en zijn er doelen en normen voor de groep ( een klas, afdeling op een bedrijf, of een sportteam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly