2.1 Flashcards
Aardkorst
Dunne laag gesteente om de aarde, met een dikte van gemiddeld 8 km onder oceanen en 35 km onder continenten.
Breuk
Barst of scheur in de aardkorst.
Endogene kracht
Kracht die de aardkorst van binnenuit veranderd.
Erosie
Het uitschuren en afschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind.
Exogene kracht
Kracht die de aardkorst van buitenaf verandert.
Gesteentekringloop
Proces waarbij gesteenten door geologische processen (erosie, verwering, sedimentatie en gesteentevorming) telkens worden afgebroken en omgevormd.
Jong gebergte
Gebergte dat ‘pas’ enkele tientallen miljoenen jaar oud is.
Chemische verwering
Verwering waarbij de samenstelling van het gesteente verandert.
Heuvelland
Gebied met een hoogteligging tussen 200 tot 500 meter.
Hooggebergte
Gebied met bergen die hoger zijn dan 1.500 meter.
Laagland
Gebied met een hoogteligging lager dan 200 meter.
Landschapskringloop
Het proces van verwering en erosie waardoor een landschap telkens van uiterlijk verandert.
Mechanische verwering
Het uiteenvallen van het gesteente waarbij de samenstelling van het gesteente niet verandert.
Metamorf gesteente
Stollingsgesteente of afzettingsgesteente dat onder invloed van hoge druk en/of hoge temperatuur andere eigenschappen heeft gekregen.
Middelgebergte
Gebied waar de meeste bergtoppen tussen de 500 en 1.500 meter hoog zijn.
Oud gebergte
Gebergte dat enkele honderden miljoenen jaren oud is.
Plaat
Stuk van de aardkorst.
Plooiingsgebergte
Gebergte dat is ontstaan door plooiing van stukken van de aardkorst.
Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap.
Schol
Stuk van de aardkorst.
Sedimentatie
Afzetting van materiaal dat is meegenomen door water, wind of ijs.
Sedimentgesteente
Gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat is aangevoerd door ijs, water of wind.
Stollingsgesteente
Gesteente dat is ontstaan door de stolling van magma of lava.
Verwering
Het uiteenvallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei.
Verweringsmateriaal
Puin dat ontstaat bij verwering.