2. personal pronouns + to thank Flashcards
1
Q
alsjeblieft / alstublieft (A.U.B)
A
here you are, please / “(formal)”
2
Q
dank je (wel) / dank u (wel) / bedankt
A
thank you
3
Q
mijn dank
A
thank for helping
4
Q
ja / nee
A
yes / no
5
Q
roken / niet roken
A
to smoke / no smoking
6
Q
niet
A
not
7
Q
ik wel / wel
A
I am / (affirmative)
8
Q
en
A
and
9
Q
misschien
A
maybe
10
Q
of
A
or
11
Q
links
A
left
12
Q
rechts
A
right
13
Q
jij / je
A
you
14
Q
hij
A
he
15
Q
zij / ze
A
she