2. Drijfvermogen Flashcards
1
Q
Waar staat “L” voor?
A
Lengte.
2
Q
Waar staat “D” voor?
A
Vrijboord.
3
Q
Waar staat “T” voor?
A
Gemiddelde dikte bij blootgestelde bekleding.
4
Q
Waar staat “Cb” voor?
A
Blokcoëfficient.
5
Q
Hoe bereken je de blokcoëfficient bij T?
A
0,85 D : CB = 0,68
6
Q
Hoe bereken je de waterlijn coëfficient?
A
Opp WL / LWL x B
7
Q
Hoe bereken je de blokcoëfficient?
A
Cb = V / LWL x B X TE
8
Q
Waar staat “V” voor?
A
Waterverplaatsing voor max. diepgang SSW.
9
Q
Waar staat “LWL” voor?
A
Lengte op de waterlijn.
10
Q
Waar staat “B” voor?
A
Breedte, beam.
11
Q
Waar staat “TE” voor?
A
Diepgang SSW.