1ste blz Flashcards
1
Q
Participer
A
Deelnemen
2
Q
Jouer
A
Spelen
5
Q
Décider
A
Besluiten
6
Q
Perdre
A
Verliezen
7
Q
En retard
A
Te laat
8
Q
Rater
A
Missen
9
Q
En promo
A
In de aanbieding
12
Q
Attendre
A
Wachten
14
Q
L’argent de poche
A
Het zakgeld
16
Q
Vers
A
Naar, in de buurt van
18
Q
Au secours!
A
Help!
19
Q
Là-bas
A
Daar
21
Q
Gagner
A
Winnen / Verdienen
23
Q
Essayer
A
Proberen
24
Q
La chance
A
De kans
25
Q
Faire des économies
A
Sparen
28
Q
Garder des enfants
A
Oppassen
29
Q
Sourire
A
Glimlachen
30
Q
Déménager
A
Verhuizen
31
Q
Suivre
A
Volgen
32
Q
La condition
A
De voorwaarden
33
Q
Quelqu’un
A
Iemand
34
Q
Paresseux
A
Lui
37
Q
Le mieux
A
Het beste
38
L’avantage
Het voordeel
40
Parfois
Soms
42
La plage
Het strand
43
Cuisiner
Koken
44
Connaître
Kennen
45
L’amitié
De vriendschap
46
Assez
Genoeg
50
Dépenser
Uitgeven
56
L’émission
De uitzending
57
Timide
Verlegen
58
Prêt
Klaar
59
Le vent
De wind
62
Se séparer
Uit elkaar gaan
64
La campagne
Het plattenland
66
Chercher
Zoeken
68
Poser une question
Een vraag stellen
70
Quelque chose
Iets
71
Rencontrer
Ontmoeten
73
La gare
Het station
74
Passer
Doorbrengen
76
La connaissance
De kennis
79
Par contre
Daarentegen
89
Décrire
Omschrijven
