1.B.6 - HC.8 Respiratoire zuurbase regulatie Flashcards

1
Q

eupneu

A

regelmatig patroon van in en uitademen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dyspneu

A

ademnood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

apnea

A

ademstilstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

apneusis

A

lange, diepe inademing, korte uitademing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cheyne Stokes

A

onregelmatig, heel snel ademhalen, daarna weer langzaam, dan weer snel etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt er geregeld bij ademhaling

A

ademhalingsdiepte
ademhalingsfrequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

afwijkende ademhalingspatronen voorbeelden

A

hyperventilatie
- meer CO2
- lagere pH
- acidose

hyperventilatie
- minder CO2
- pH hoger
- alkalose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

perifere chemosensoren, waar?

A

aortaboog
a. carotis communis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat voor cellen zitten in de perifere chemosensoren?

A

glomus cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

anoxia

A

zuurstoftekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat gebeurt er in de glomus cellen bij anoxia?

A

gaan harder vuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er in de glomus cel als de pO2 omlaag gaat?

A
  • eiwit zorgt ervoor dat het kaliumkanaal minder goed open gaat staan (meer kalium in de cel)
  • Vm wordt hoger (dekpolarisatie)
  • Calcium stroomt de cel in
  • neurotransmitters worden afgegeven
  • signaal doorgegeven aan centraal systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er in de glomus cel bij een hoge pCO2?

A
  • remt kaliumkanalen
  • meer kalium in de cel
  • calcium de cel in
  • neurotransmitters vrijgegeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarvoor is een glomus cel (perifere chemosensor) vooral gevoelig?

A
  • met name O2
  • ook CO2 en pH
  • snelle feedback
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar bevinden zich de centrale chemosensoren?

A

hersenstam
- in de buurt van de medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarvoor zijn de centrale chemosensoren gevoelig?

A
  • met name CO2 en pH
  • ook O2
17
Q

door welk proces kunnen centrale chemosensoren CO2 waarnemen?

A

diffusie
- langzamer!

18
Q

2 typen reacties zenuw (centrale chemosensor)

A
  • sneller vuren
  • langzamer vuren
19
Q

Waarom kan een centrale chemosensor sneller of langzamer gaan vuren bij een verhoogde CO2 spanning

A

heeft te maken met hoe de respons op gang komt
- er is een groep cellen die inhalerend werken en een groep cellen die exciterend werken
- inhiberend en exciterend komen bij elkaar
- dit leidt tot een vervolgrespons

20
Q

central pattern generator (CPG)

A

deel in het brein dat bepaalt of je ventilatie omhoog of omlaag gaat

21
Q

waar bevinden zich de kernen die de activiteit van de ademhaling regelen

A

medulla
- automatisme

pons
- ontvangt perifere info
- vrijwillige component

22
Q

2 groepen in medulla

A

Dorsale respiratoire groep (DRG)
Ventrale respiratoire groep (VRG)

23
Q

waarvoor zijn DRG en VRG verantwoordelijk?

A

ritmogenese

24
Q

waarvoor zijn DRG met name verantwoordelijk?

A

inademen
- activeert diafragma
- passief inademen

25
Q

waarvoor zijn VRG verantwoordelijk?

A

inademen
- externe intercostaalspieren
- actief inademen

uitademen
- interne intercostaal spieren
- actieve uitademing

26
Q

wat gebeurt er bij schade onder de medulla?

A

apneu, direct dood

27
Q

Wat gebeurt er bij schade tussen de pons en de medulla?

A

medulla werkt nog, pons werkt niet meer
- fine tuning uit de pons ontbreekt
- onregelmatige ademhaling

28
Q

Wat gebeurt er bij schade hoog in de pons?

A
  • medulla kan goed werken, pons kan invloed uitoefenen
  • sensorische info uit n. IX en X kan worden verstoord –> onregelmatige ademhaling
29
Q

Wat gebeurt er bij schade middenin de pons?

A
  • medulla heeft nog steeds pacemaker effect
  • pons kan nog steeds invloed uitoefenen
  • sensorische info valt weg –> lange inademing, uiteindelijk expiratie (apneusis)