1B3 Flashcards

1
Q

Waar leidt CT nodulair patroon naar

A

perilymfatisch, willekeurig of centrilobulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar leidt reticulair patroon naar

A

streepjes, grof en fijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar leidt consolidaties/matglas naar?

A

verhoogde densiteit en bij emfyseem en cysten verlaagde densiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zie je bij acute interstitiele pneumonie?

A

consolidaties en progressie naar fibrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zie je bij cryptogene organiserende pneumonie?

A

perifere of peribronchovasculaire consolidaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zie je bij fibrose op CT

A

honeycombing en tractie bronchiectasieen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zie je bij non specifieke interstitiele pneumonie? nsip

A

basale troebeling en tractie bronchiectasieen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe heet het als er geen duidelijk agens is gevonden voor EAA

A

cryptogene EAA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is er pathologisch te zien bij EAA (3)

A
  1. lymfocyten (cellulaire interstitiele pneumonie)
  2. granulomen
  3. cellulaire bronchitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarmee bestrijd je EAA op korte termijn?

A

prednison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe stel je de diagnose EAA

A

BAL (>20% lymfocytose), positieve anamnese, CT-scan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer hoor je crepitaties?

A
  • Je hoort het open gaan van de alveoli
    interstitiele longaandoeningen, pneumonie (scherp geluid) en longoedeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wanneer hoor je rhonchi?

A
  • obstructie of verdikte bronchuswanden
    astma, copd, bronchitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer hoor je pleurawrijven

A

longemobolie of pleuritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waaruit kan aanvullend onderzoek bestaan?

A

spirometrie, diffusiebepaling, compliantiemeting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe herken je cardiale oorzaak dyspneu?

A

orthopneu, tachypneu, 3e harttoon, crepitaties

17
Q

hoe herken je pulmonale dyspneu?

A

cyanose, hoesten, sputum, tachypneu, stridor, piepen/brommen

18
Q

wat is mesothelioom

A

zeldzame ziekte,
- blootstelling asbest
- latere leeftijd
- dyspneu, pob, hoesten, gewichtsverlies, vermoeidheis

19
Q

Hoe langer longen goed houden voor transplantatie?

A

Ex-vivo longperfusie (beademing en spoeling long)

20
Q

welke pro-fibrotische cytokine zorgt ervoor at longfibrose niet stopt?

A

TGF-beta

21
Q

vanaf wanneer is iets een fijnstof

A

kleiner dan 0,1 um

22
Q

wat zijn antracosis?

A

zwarte lijnen rondom lobuli van de long

23
Q

wat is de tetralogie van fallot?

A
  1. ventrikelseptum defect
  2. pulmonalisstenose
  3. deviatie aorta naar rechts
  4. RV hypertrofie
24
Q

waar in hart vaak problemen aangeboren hartafwijking

A
  1. ventrikel septum defect
  2. atrium septum defect
  3. ductus botalli
  4. pulmonalisklepstenose
25
Q
A
25
Q
A
25
Q
A