17.1 Voorzetsels

Question 1

aan; naar

Answer 1

an
WP

Question 2

We schuiven de tafel naar het raam

Answer 2

Wir schieben den Tisch ans Fenster

Question 3

Aan het raam staat hij goed

Answer 3

Am Fenster steht er gut

Question 4

op

Answer 4

auf
WP

Question 5

We klommen op een hoge berg

Answer 5

Wir stiegen auf einen hohen Berg

Question 6

Op de berg was het uitzicht schitterend

Answer 6

Auf dem Berg war das Aussicht wunderbar

Question 7

uit; van

Answer 7

aus
Dativ

Question 8

Ik ga elke dat om acht uur van huis

Answer 8

Ich gehe jeden Tag um acht aus dem Haus

Question 9

behalve, buiten

Answer 9

außer
Dativ

Question 10

Behalve haar zoon heeft ze geen familie meer

Answer 10

Außer ihrem Sohn hat sie keine Familie mehr

Question 11

bij

Answer 11

bei
Dativ

Question 12

Bij jou is het altijd gezellig

Answer 12

Bei dir ist es immer gemütlich

Question 13

tot

Answer 13

bis
Akkusativ

Question 14

De tentoonstelling loopt tot volgende zondag

Answer 14

Die Ausstellung läuft bis nächsten Sonntag

Question 15

tot

Answer 15

bis zu
Dativ

Question 16

De tentoonstelling loopt tot 1 april

Answer 16

Die Ausstellung läuft bis zum 1. April

Question 17

Rijdt u tot de hoek en dan rechts

Answer 17

Fahren Sie bis zur Ecke und dann Rechts

Question 18

door

Answer 18

durch
Akkusativ

Question 19

De trein rijdt door de tunnel

Answer 19

Der Zug fährt durch den Tunnel

Question 20

Door de storm wielen veel bomen om

Answer 20

Durch den Sturm fielen veile Bäume um

Question 21

voor

Answer 21

um
Akkusativ

Question 22

Ik ben voor het voorstel

Answer 22

Ich bin für den Vorschlag

Question 23

tegen

Answer 23

gegen
Akkusativ

Question 24

Het is vermoeiend tegen de wind in te fietsen

Answer 24

Es ist anstrengend, gegen den Wind Fahrrad zu fahren

Question 25

tegenover

Answer 25

gegenüber (von) Dativ

Question 26

De zaak ligt tegenover het station

Answer 26

Das Geschäft liegt gegenüber dem/vom Bahnhof

Question 27

achter

Answer 27

hinter WP

Question 28

Hij verstopt zich achter het huis

Answer 28

Er versteckt sich hinter das Haus

Question 29

Achter het huis is een grote tuin

Answer 29

Hinter dem Haus ist ein großer Garten

Question 30

in; naar; op

Answer 30

In WP

Question 31

Ik ben twaalf jaar naar deze school gegaan

Answer 31

Ich bin zwölf Jahre in diese Schule gegangen

Question 32

Op deze school heb ik veel geleerd

Answer 32

In dieser Schule habe ich viel gelernt

Question 33

met

Answer 33

mit Dativ

Question 34

Ik ga altijd met de fiets naar het werk

Answer 34

Ich fahre immer mit dem Fahrrad zur Arbeit

Question 35

naar; na

Answer 35

nach Dativ

Question 36

Ik verhuis naar Berlijn

Answer 36

Ich ziehe nach Berlin um

Question 37

Na de les gaat ze boodschappen doen

Answer 37

Nach dem Unterricht geht sie einkaufen

Question 38

naast

Answer 38

neben WP

Question 39

Ik zet onze auto naast die van jullie

Answer 39

Ich stelle unser Auto neben eures

Question 40

Naast jullie auto is nog plaats

Answer 40

Neben eurem Auto ist noch Platz

Question 41

zonder

Answer 41

ohne Akkusativ

Question 42

Ik ben er zonder hem heengegaan

Answer 42

Ich bin ohne ihn hingegangen

Question 43

sinds

Answer 43

seit Dativ

Question 44

Ik ben sinds drie jaar gelukkig getrouwd

Answer 44

Ich bin seit drei Jahren glücklich verheiratet

Question 45

boven

Answer 45

über WP

Question 46

We hangen het schilderij boven de bank

Answer 46

Wir hängen das Bild über das Sofa

Question 47

Boven de bank hangt het goed

Answer 47

Über dem Sofa hängt es gut

Question 48

over

Answer 48

über Akkusativ

Question 49

Hij rijdt over de snelweg

Answer 49

Er fährt über die Autobahn

Question 50

Opa vertelt graag over zijn jeugd

Answer 50

Opa erzählt gerne über seine Jugend

Question 51

om

Answer 51

um Akkusativ

Question 52

We liepen tweemaal om het huis

Answer 52

Wir gingen zweimal um das Haus

Question 53

onder

Answer 53

unter WP

Question 54

Ik leg de sleutel onder de deurmat

Answer 54

Ich lege den Schlüssel unter die Türmatte

Question 55

Onder de deurmat is de sleutel makkelijk te vinden

Answer 55

Unter der Türmatte ist der Schlüssel leicht zu finden

Question 56

van; door

Answer 56

von Dativ

Question 57

Van het station naar onze zaak is het maar vijf minuten lopen

Answer 57

Vom Bahnhof zu unserem Geschäft sind es nur fünf Minuten zu Fuß

Question 58

Het boek is geschreven door een beroemde auteur

Answer 58

Das Buch wurde von einem Berühmten Auto geschrieben

Question 59

voor

Answer 59

vor WP

Question 60

Ik ben vijf jaar geleden naar Leipzig gekomen

Answer 60

Ich bin vor fünf Jahren nach Leipzig gekommen

Question 61

naar; bij

Answer 61

zu Dativ

Question 62

Ik kom morgen naar jou toe

Answer 62

Ick komme morgen zu dir

Question 63

Wat drink je bij het eten?

Answer 63

Was trinkst du zum Essen?

Question 64

tussen

Answer 64

zwischen WP

Question 65

Zet de auto tussen de rode en de groene auto

Answer 65

Fagr das Auto zwischen das Rote und das grüne Auto

Question 66

Tussen de rode en de groene auto is nog plaats

Answer 66

Zwischen dem roten un dem grünen Auto ist nach Platz