Brainscape's Knowledge GenomeTM

Browse over 1 million classes created by top students, professors, publishers, and experts.


See full index

Kontext Wortschatz 17 > 17.1 Voorzetsels > Flashcards

17.1 Voorzetsels Flashcards

1
Q

aan; naar

A

an
WP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

We schuiven de tafel naar het raam

A

Wir schieben den Tisch ans Fenster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aan het raam staat hij goed

A

Am Fenster steht er gut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

op

A

auf
WP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

We klommen op een hoge berg

A

Wir stiegen auf einen hohen Berg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op de berg was het uitzicht schitterend

A

Auf dem Berg war das Aussicht wunderbar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uit; van

A

aus
Dativ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik ga elke dat om acht uur van huis

A

Ich gehe jeden Tag um acht aus dem Haus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

behalve, buiten

A

außer
Dativ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Behalve haar zoon heeft ze geen familie meer

A

Außer ihrem Sohn hat sie keine Familie mehr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bij

A

bei
Dativ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij jou is het altijd gezellig

A

Bei dir ist es immer gemütlich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

tot

A

bis
Akkusativ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De tentoonstelling loopt tot volgende zondag

A

Die Ausstellung läuft bis nächsten Sonntag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

tot

A

bis zu
Dativ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De tentoonstelling loopt tot 1 april

A

Die Ausstellung läuft bis zum 1. April

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Rijdt u tot de hoek en dan rechts

A

Fahren Sie bis zur Ecke und dann Rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

door

A

durch
Akkusativ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De trein rijdt door de tunnel

A

Der Zug fährt durch den Tunnel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Door de storm wielen veel bomen om

A

Durch den Sturm fielen veile Bäume um

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

voor

A

um
Akkusativ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ik ben voor het voorstel

A

Ich bin für den Vorschlag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

tegen

A

gegen
Akkusativ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Het is vermoeiend tegen de wind in te fietsen

A

Es ist anstrengend, gegen den Wind Fahrrad zu fahren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

tegenover

A

gegenüber (von)
Dativ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

De zaak ligt tegenover het station

A

Das Geschäft liegt gegenüber dem/vom Bahnhof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

achter

A

hinter
WP

28
Q

Hij verstopt zich achter het huis

A

Er versteckt sich hinter das Haus

29
Q

Achter het huis is een grote tuin

A

Hinter dem Haus ist ein großer Garten

30
Q

in; naar; op

A

In
WP

31
Q

Ik ben twaalf jaar naar deze school gegaan

A

Ich bin zwölf Jahre in diese Schule gegangen

32
Q

Op deze school heb ik veel geleerd

A

In dieser Schule habe ich viel gelernt

33
Q

met

A

mit
Dativ

34
Q

Ik ga altijd met de fiets naar het werk

A

Ich fahre immer mit dem Fahrrad zur Arbeit

35
Q

naar; na

A

nach
Dativ

36
Q

Ik verhuis naar Berlijn

A

Ich ziehe nach Berlin um

37
Q

Na de les gaat ze boodschappen doen

A

Nach dem Unterricht geht sie einkaufen

38
Q

naast

A

neben
WP

39
Q

Ik zet onze auto naast die van jullie

A

Ich stelle unser Auto neben eures

40
Q

Naast jullie auto is nog plaats

A

Neben eurem Auto ist noch Platz

41
Q

zonder

A

ohne
Akkusativ

42
Q

Ik ben er zonder hem heengegaan

A

Ich bin ohne ihn hingegangen

43
Q

sinds

A

seit
Dativ

44
Q

Ik ben sinds drie jaar gelukkig getrouwd

A

Ich bin seit drei Jahren glücklich verheiratet

45
Q

boven

A

über
WP

46
Q

We hangen het schilderij boven de bank

A

Wir hängen das Bild über das Sofa

47
Q

Boven de bank hangt het goed

A

Über dem Sofa hängt es gut

48
Q

over

A

über
Akkusativ

49
Q

Hij rijdt over de snelweg

A

Er fährt über die Autobahn

50
Q

Opa vertelt graag over zijn jeugd

A

Opa erzählt gerne über seine Jugend

51
Q

om

A

um
Akkusativ

52
Q

We liepen tweemaal om het huis

A

Wir gingen zweimal um das Haus

53
Q

onder

A

unter
WP

54
Q

Ik leg de sleutel onder de deurmat

A

Ich lege den Schlüssel unter die Türmatte

55
Q

Onder de deurmat is de sleutel makkelijk te vinden

A

Unter der Türmatte ist der Schlüssel leicht zu finden

56
Q

van; door

A

von
Dativ

57
Q

Van het station naar onze zaak is het maar vijf minuten lopen

A

Vom Bahnhof zu unserem Geschäft sind es nur fünf Minuten zu Fuß

58
Q

Het boek is geschreven door een beroemde auteur

A

Das Buch wurde von einem Berühmten Auto geschrieben

59
Q

voor

A

vor
WP

60
Q

Ik ben vijf jaar geleden naar Leipzig gekomen

A

Ich bin vor fünf Jahren nach Leipzig gekommen

61
Q

naar; bij

A

zu
Dativ

62
Q

Ik kom morgen naar jou toe

A

Ick komme morgen zu dir

63
Q

Wat drink je bij het eten?

A

Was trinkst du zum Essen?

64
Q

tussen

A

zwischen
WP

65
Q

Zet de auto tussen de rode en de groene auto

A

Fagr das Auto zwischen das Rote und das grüne Auto

66
Q

Tussen de rode en de groene auto is nog plaats

A

Zwischen dem roten un dem grünen Auto ist nach Platz

Kontext Wortschatz 17 (1 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2024 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions