1.6 Reductiedeling (meiose) Flashcards

1
Q

Mensen planten zich voort met ……….cellen

A

geslachtscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe heten mannelijk geslachtscellen

A

zaadcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe heten vrouwelijke vrouwelijke geslachtscellen

A

eicellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zijn zaadcellen groter of kleiner dan eicellen

A

Zaadcellen zijn veel kleiner dan eicellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke geslachtscellen hebben een zweepstaart

A

zaadcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel chromosomen hebben menselijke geslachtscellen

A

23 chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

reductiedeling ander woord is? En wat is het?

A

meiose
elke dochtercel krijgt de helft van elk chromosomenpaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent het wordt reductie of meiose

A

vermindering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het verloop van een reductiedeling

A
  • cel waaruit geslachtscellen ontstaan - chromosomen zijn niet te zien
  • Van elk DNA-keten ontstaat een kopie, ze worden korter en dikker, chromosomen zijn nu zichtbaar
  • Chromosomen gaan in het midden van de cel liggen
    -de cel deelt in elke dochter zit 1 chromosoom met twee DNA ketens
  • De twee DNA ketens gaan uit elkaar
  • Er zijn vier cellen ontstaan. per cel komt elk chromosoom slechts 1x voor.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geslachtschromosomen

A

Dit zijn chromosomen die de erfelijke informatie bevatten voor het geslacht van de baby

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Er zijn 2 geslachtschromosomen

A

X-chromosoom
y-chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke chromosomenpaar hebben meisjes

A

XX

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke chromosomenpaar hebben jongens

A

XY

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De kern van een eicel bevat altijd een ….chromosoom

A

Een X-chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De kern van een zaadcel kan een ….chromosoom of een …chromosoom bevatten

A

X-chromosoom of een y-chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wie bepaald het geslacht van de baby?