15 _ Hospitalisatie Flashcards

1
Q

Wat zijn de algemene dingen waarmee we rekening zullen moeten houden in de hospitalisatieruimte?

A
  • Hou rekening met de diersoorten : prooidieren & predatoren
  • Konijn, cavia, chinchilla : zo ver mogelijk van katten, honden en fretten : vermijden van stress
  • Aantal kooien stand – by zetten
  • Kleine knaagdieren : in eigen kooi
  • Fretten : weg van honden en katten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de algemene behoeften van een konijn, cavia & chinchilla indien deze gehospitaliseerd zijn?

A
  • Beddingmateriaal
  • Hooi op hoogte
  • Schuilplaats
  • Beweegruimte buiten
  • Hoogteverschillen in kooi
  • Temperatuur : niet te warm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is zeer belangrijk voor de beweegruimte buiten?

A
  • Bescherming : prooidieren & weersomstandigheden
  • Schuilplaatsen
  • Niet in direct zonlicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de algemene behoeften van muizen, , ratten, hamsters & gerbils indien deze gehospitaliseerd zijn?

A
  • In eigen kooi huisvesten
  • Temperatuur : 21°C – 23°C
  • Normale huisvestiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke soort kooi kunnen we fretten houden?

A

Een honden of kattenkooi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Van welk dier houden we de fret best zo ver mogelijk?

A

Konijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke temperatuur hebben de fretten het liefste?

A

21 - 23°C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem een aantal dingen die in je dagelijkse hospitalisatie routine zouden moeten zitten voor knaagdieren.

A
  • Algemene inspectie
  • Wegen : op dezelfde moment van de dag
  • Algemeen gedrag
  • Frequentie en consistentie van defeaceren en urineren
  • Dagelijks reinigen kooi
  • Niet opgegeten voeding verwijderen uit kooi
  • Vers voer en water : noteren hoeveel en wat, resten noteren
  • Pijnsignalen noteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke dingen zijn noodzakelijk voor het konijn en de cavia voor de dagelijkse routine?

A
  • Dagelijkse bewegingsvrijheid buiten

- 2 x per dag achterhand controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke dingen zijn noodzakelijk voor de chinchilla voor de dagelijkse routine?

A
  • 2 x per week : stofbad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef een aantal redenen waarom er vloeistoftherapie nodig zou zijn.

A
  • Wanneer dier niet de normale hydratatietoestand kan behouden door eten en drinken
  • Wanneer er extracellulair verlies is
  • Wanneer de bloeddruk laag is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bespreek de fasen van de vloeistoftherapie. Leg deze ook een beetje uit.

A
  1. Reanimatie : dringend de weefselperfusie en oxygenatie herstellen
    - Initieel het intravasculaire volume herstellen
  2. Rehydratatie : Interstitieel tekort corrigeren
  3. Onderhoud : Onderhoud van het correcte vloeistofevenwicht
    - Voorzien in metabole behoefte van vloeistof en elektrolyten en intracellulair evenwicht herstellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn enkele dingen waar je mee moet rekening houden voordat je de vloeistof toedient?

A
  • Verwarm de vloeistof
  • Zorg voor de juiste hoeveelheid en toedieningssnelheid
  • Zorg dat al het nodige materiaal klaarligt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de onderhoudsbehoefte van het konijn en de cavia?

A

70 – 75 ml / kg / dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de onderhoudsbehoefte van de gerbil en ander woestijnbewoners?

A

50 ml / kg / dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke hoeveelheid vocht dient men toe indien er extra verlies is?

A

4ml / kg per episode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de vochttoediening die gegeven moet worden na chirurgie?

A

2 – 3 keer onderhoudsbehoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke vochttoediening moet gegeven worden indien het dier in shock is?

A

80 – 100 ml / kg / h

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat bedoelt men met enterale toediening?

A

Toediening van vocht via de mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer kan men vocht enteraal toedienen?

A
  • Indien dehydratatie niet te erg is
  • Lichaamstemperatuur normaal
  • Indien patiënt vloeistof via gastro - intestinaal stelsel kan opnemen
  • Het kan gegeven worden via een spuit of een sonde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoeveel vocht kan er ongeveer toegediend worden enteraal?

A

5 tot 10 mL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat bedoeld men met parenterale toediening?

A

Hier bedoeld men dat men vocht zal toedienen via een infuusset.

23
Q

Geef een aantal eigenschappen van de subcutane toediening.

A
  • Voor onderhoud en dehydratatie < 5 – 7 % : niet bij patiënt in shock!
  • Langzaam toedienen
  • Max 10 mL / kg
  • Plaats : bv nekvel
24
Q

Wat kan je vertellen over de intraveneuze toediening?

A
  • Snelste en meest efficiënte methode
  • Invasief
  • 22 – 26 G catheter
  • Locatie : vena cephalica, vena saphena lateralis, laterale oorvene, staartvene
25
Hoe gaat men een intraveneuze katheder onderhouden?
- Regelmatig flushen - Ingang plaats van katheter beschermen tegen contaminatie (verband dagelijks verversen) Oorvene : worden regelmatig door konijn verwijderd
26
Bespreek de intraosseuze toegang.
- Snelle toegang tot centrale circulatie - Onder sedatie of algemene anesthesie - Om op korte tijd het vasculaire volume te vergroten - Aseptisch werken is van absolute noodzaak - Bolussen dienen trager gegeven te worden dan intraveneus - Kan mobiliteit van patiënt hindere
27
Wat is osteomyelitis?
Een infectie van het bot, beenmerg en beenvlies, veroorzaakt door bacteriën.
28
Wat zijn enkele eigenschappen van de intraperitoneale toediening?
- Bij kleine knagers - Snelle toediening, relatief grote volumes - Druk op diafragma kan vergroten
29
Wat zijn enkele algemeenheden die men kan / moet doen in de dierenartsenpraktijk om de dieren voldoende nutritionele ondersteuning te geven?
- Laat eigenaar voeding van thuis meebrengen - Langdurig verblijf : voorzie de nodige supplementen - Water dient altijd aanwezig te zijn - Zorg voor een positieve energiebalans
30
Waarom moet men direct starten met een nutritionele ondersteuning?
- Hoog metabolisme - Risico hepatische lipidose - Risico op verminderde gastro – intestinale motiliteit en stasis
31
Wat zijn enkele belangrijke opmerking om mee rekening te houden bij het voedingsplan?
- Maakt deel uit van het nursing plan - Bepaal ideale lichaamsgewicht patiënt : bepaal ook actueel gewicht - Bepaal de body condition score (BCS) - Bepaal de dagelijkse energiebehoefte
32
Welke vormen van geassisteerde voeding zijn er?
- Stimuleren om zelf te eten - Met de hand voeren - Spuitvoeding - Voedingssonde
33
Hoe kan je het dier stimuleren om zelf te eten?
- Smakelijke voeding aanbieden - Gekende voeding en snacks - Op de gepaste manier aanbieden - Direct verwijderen indien het er niet meer smakelijk uit ziet - Voedselovervloed
34
Hoe kan je het dier allemaal met de hand voeden?
- Uit de hand eten geven - Ter hoogte van muil voedsel smeren - Voedsel extra smakelijk en geurend maken
35
Bespreek spuitvoeding.
- Via spuit rechtstreeks in muil - Patiënt zal kauwen en slikken - Consistentie moet door spuit kunnen - Muil niet overvullen - Meng de oplossing met lauw water - Kleine hoeveelheden - Altijd andere voeding aanwezig !!! - Meerder keren per dag
36
Wanneer maakt men gebruik van een voedingssonde?
Voor langdurig voederen op regelmatige basis.
37
Wat moet er gebeuren bij het pre - anesthetisch onderzoek?
- Klinisch onderzoek - ASA score - Vasten - Lichaamsgewicht bepalen
38
Hoe lang moeten de verschillende diersoorten vasten?
Konijnen & knagers : niet | Fretten : 3 - 4 uur max
39
Wat gebeurd er bij de inductie bij knaagdieren?
- Geven van premedicatie | - Inductie kan gebeuren via injectie of masker
40
Welke vormen van anesthesie kunnen er gebruikt worden?
Sevofluraan & Isofluraan
41
Hoe kan de inhalatie gebeuren?
Masker en / of Inductiekamer
42
Wat is er belangrijk om mee rekening te houden tijdens het onderhoud?
- Controleren mondholte : knagers en konijnen | - Thorax hoger dan abdomen
43
Wat zijn enkele elementen die constant moeten gemonitord worden?
- Cardiovasculair - Respiratoir - Reflexen - Temperatuur - Pijn
44
Hoe kan men cardiovasculair monitoren?
- Pediatrische stethoscoop | - Doppler probe
45
Bespreek de monitoring van de reflexen.
- Deze is afhankelijk van de diepte van de anesthesie - Chirurgische fase : afwezigheid van reflexen - Lichte anesthesie : kaakspanning en palpebrale reflex aanwezig - Voorzichtig testen
46
Waarom is monitoring van de temperatuur belangrijk?
Risico hypothermie
47
Hoe gaat men vooral de temperatuur meten?
Rectaal
48
Wat kan je allemaal vertellen over multiparameter monitoring?
Toestel geschikt voor kleinere dieren - Temperatuur - Capnografie : 35 – 45 mmHg - Bloeddrukmeting - EKG : niet traumatische clips
49
Welke stof onderdrukt de pijn tijdens een operatie?
De analgesie
50
J / F | Indien er pijnsignalen zijn, gaat men best de anesthesie verhogen.
FOUT | Analgesie toedienen in plaats van verhogen anestheticum
51
Bespreek de recovery bij de kraagdieren?
- Hoog risico op complicaties - Monitoren op zelfde niveau als tijdens anesthesie - O2 supplementatie - Recoveryruimte - Sternale houding - Thorax in hogere positie - Voedsel aanbieden zodra mogelijk - Gastro - intestinale mobiliteit herbivoren!
52
Wat is een groot risico bij de recovery van de fret?
Hypoglycemie | Dit is een te lage bloedsuikerspiegel.
53
Wat is een mogelijk oogprobleem dat kan optreden tijdens een operatie?
Er kan onder andere een afwezigheid van een knipperreflex. - Kan leiden tot ulceraties - Ogen vochtig houden met zalf