1.1 Flashcards

1
Q

Hoe wordt een land met een vorst als
staatshoofd genoemd?

A

Een monarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt een land zonder koning
genoemd?

A

Een republiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke koning liet in 1848 de grondwet
veranderen?

A

Koning Willem II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie schreef de grondwet van 1848?

A

Thorbecke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke politieke groep wilde meer
invloed op het bestuur in 1848?

A

De liberalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom liet koning Willem II de
grondwet wijzigen?

A

Hij was bang voor opstanden / revolutie / om afgezet te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wie moest volgens de liberalen minder macht krijgen in 1848?

A

De koning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt de belangrijkste wet van een land genoemd? Er staat in hoe een land bestuurd wordt en wat de rechten van de inwoners zijn.

A

Grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de vijf belangrijkste wijzigingen in de grondwet van 1848?

A
  1. Parlement is de baas
  2. Koning verliest zijn macht
  3. Ministeriële verantwoordelijkheid
  4. Censuskiesrecht
  5. Klassieke grondrechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het parlement?

A

Eerste en Tweede Kamer samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een andere naam voor parlement in Nederland?

A

De Staten-Generaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het recht om bij verkiezingen je stem uit te brengen?

A

Kiesrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk begrip? ‘De ministers zijn
verantwoordelijk voor de politieke daden
en uitspraken van de koning.

A

Ministeriële verantwoordelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk begrip? ‘De koning is niet
verantwoordelijk voor zijn politieke
daden of politieke uitspraken.

A

Onschendbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een constitutionele monarchie?

A

Een koninkrijk met een grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk gevolg had de grondwet van 1848 voor de koning?

A

Hij kreeg minder macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke drie stukken is de macht in
Nederland verdeeld?

A
  1. Wetgevende macht
  2. Uitvoerende macht
  3. Rechterlijke macht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk begrip? ‘Rechten die burgers
beschermen tegen te veel macht van de
overheid.

A

Klassieke grondrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe worden de koning en ministers
samen genoemd?

A

De regering

13
Q

Welk begrip? ‘Mensen die vanaf een
bepaald bedrag aan belasting betalen
hebben recht om te stemmen.’

A

Censuskiesrecht

14
Q

De wetgevende macht is in handen
van…?

A

Het parlement

14
Q

De uitvoerende macht is in handen
van…?

A

De regering

15
Q

De rechterlijke macht is in handen
van…?

A

De rechters

16
Q

Waarom zijn in Nederland de machten
verdeeld?

A

Zo heeft niemand de meeste macht / zo
is er geen dictatuur

17
Q

Noem een klassiek grondrecht.

A

Vrijheid van meningsuiting
- Vrijheid van drukpers
- Vrijheid van vereniging en
vergadering
- Vrijheid van Godsdienst
- Vrijheid van onderwijs
-Vrijheid van petitie

18
Q

Hoe worden de politieke partijen
genoemd die samen de regering
vormen?

A

Een coalitie

18
Q

Wordt de Tweede Kamer direct of
indirect gekozen door de burgers

A

Direct

19
Q

Hoeveel zetels telt de Tweede Kamer
vandaag de dag?

A

150 zetels

20
Q

Wordt de Eerste Kamer direct of indirect
gekozen door de burgers?

A

Indirect

20
Q

Hoe worden de politieke partijen
genoemd die niet de regering zitten?

A

De oppositie

21
Q

Hoeveel zetels telt de Eerste Kamer
vandaag de dag?

A

75 zetels

22
Q

Wie kiezen de leden van de Eerste
Kamer?

A

De leden van de Provinciale Staten

23
Q

In welke vijf stappen wordt een wet
gemaakt?

A
  1. Wetsvoorstel indienen
  2. Naar de Tweede Kamer
  3. Naar de Eerste Kamer
  4. Ondertekenen koning(in)
  5. Publicatie Staatscourant
24
Q

Welke twee taken of bevoegdheden
heeft het parlement?

A
  1. Wetgevende taken
  2. Controlerende taken
25
Q

Welke vijf rechten heeft het parlement?

A
  1. Recht van amendement
  2. Recht van initiatief
  3. Recht van budget
  4. Recht van enquête
  5. Recht van interpellatie
26
Q

Het parlement heeft wetgevende taken.
Wat wordt hier mee bedoelt?

A

Zij mogen wetsvoorstellen goed of
afkeuren

27
Q

Wat is recht van amendement?

A

Wijzigen van wetsvoorstellen

28
Q

Welke twee rechten horen bij de
wetgevende taken?

A
  1. Recht van amendement
  2. Recht van initiatief
29
Q

Wat is recht van initiatief?

A

Indienen van een wetsvoorstel

30
Q

Het parlement heeft controlerende
taken. Wat wordt hier mee bedoelt?

A

Het controleren van de regering

31
Q

Welke drie rechten horen bij de
controlerende taken?

A
  1. Recht van budget
  2. Recht van enquête
  3. Recht van interpellatie
32
Q

Het verantwoorden van de begroting
aan het parlement. Welk recht hoort
daarbij?

A

Recht van budget

33
Q

Het parlement van een minister om
informatie vragen. Welk recht hoort
daarbij?

A

Recht van interpellatie

34
Q

Het parlement mag zelf onderzoek doen
naar iets. Welk recht hoor daarbij?

A

Recht van Enquête

35
Q

De koning verloor zijn macht in de
grondwet van 1848. Wat kreeg hij
daarvoor terug?

A

Onschendbaarheid

36
Q

Wie mogen een wetsvoorstel indienen?

A
  1. Minister
  2. Lid van Tweede Kamer