1000 Most Common Dutch Words Flashcards
1
Q
ik
A
I
2
Q
ik heet
A
my name is
3
Q
ik ben
A
I am
4
Q
een
A
a
5
Q
de
A
the
6
Q
het
A
the
7
Q
de man
A
the man
8
Q
de vrouw
A
the woman
9
Q
de jongen
A
the boy
10
Q
het meisje
A
the girl
11
Q
het huis
A
the house
12
Q
hallo
A
hello
13
Q
hoi
A
hi
14
Q
goed
A
good
15
Q
slecht
A
bad
16
Q
morgen
A
morning/tomorrow
17
Q
morgen
A
tomorrow
18
Q
goedemorgen
A
good morning
19
Q
avond
A
evening
20
Q
goedenavond
A
good evening
21
Q
dag
A
day
22
Q
goedendag
A
good day !
23
Q
tot ziens
A
see you
24
Q
tot
A
until
25
doei
bye
26
alsjeblieft
here you are
27
alstublieft
here you are
28
alsjeblieft
please
29
a.u.b.
please
30
dank je wel
thank you
31
ja
yes
32
nee
no
33
niet
not
34
roken
to smoke
35
wel
(confirmative)
36
misschien
maybe
37
links
left
38
rechts
right
39
of
or
40
en
and
41
jij
you
42
je
you
43
hij
he
44
zij
she
45
ze
she
46
wij
we
47
we
we
48
jullie
you
49
zij
they
50
ze
they
51
u
you
52
zijn
to be
53
de leraar
the teacher
54
blij
happy
55
leuk
funny
56
mooi
pretty
57
oud
old
58
jong
young
59
de voetballer
the football player
60
de premier
the prime minister
61
de student
the student
62
de leerling
the scholar
63
de baas
the boss
64
de bakker
the baker
65
de slager
the butcher
66
de boer
the farmer
67
de visser
the fisherman
68
de advocaat
the lawyer
69
de dokter
the doctor
70
de ober
the waiter
71
de politieman
the police officer
72
de agent
the police officer
73
de kapper
the hairdresser
74
de directeur
the (company) director
75
de boekhouder
the accountant
76
de verkoper
the salesman
77
de vertegenwoordiger
the representative
78
eten & drinken
food & drinks
79
de groente
the vegetables
80
het fruit
the fruits
81
het brood
the bread
82
de boterham
the slice of bread
83
de kaas
the cheese
84
de hagelslag
the chocolate sprinkles
85
de pindakaas
the peanut butter
86
de melk
the milk
87
de koffie
the coffee
88
de thee
the tea
89
de aardappel
the potato
90
de aardappeleter
the potato-eater
91
het bier
the beer
92
de wijn
the wine
93
het water
the water
94
het vlees
the meat
95
de kip
the chicken
96
de friet
the French fries
97
frietje met
French fries with mayonnaise
98
de frikadel
Dutch meat sausage
99
de kroket
Dutch fried ragout bar
100
de pannenkoek
the pancake
101
de stroopwafel
the syrup waffle
102
drop
liquorice
103
de, het snoep
the sweets
104
wie
who
105
wat
what
106
dat
that
107
dit
this
108
welke
which
109
deze
these, this
110
die
that, those
111
waar
where
112
hier
here
113
daar
there
114
wanneer
when
115
dan
then
116
toen
at that time (past)
117
terwijl
while
118
hoe
how
119
zo
like this
120
hoeveel
how much
121
de bloem
the flower
122
waarom
why
123
daarom
that's why
124
want
because
125
omdat
because
126
maar
but
127
behalve
except
128
de fiets
the bike
129
de straat
the street
130
de weg
the road
131
de snelweg
the highway
132
de auto
the car
133
de bus
the bus
134
de trein
the train
135
de tram
the tram
136
de halte
the stopping place
137
de metro
the metro
138
de boot
the boat
139
het vliegtuig
the airplane
140
het vliegveld
the airport
141
de haven
the port
142
het station
the railway station
143
het kantoor
the office
144
de winkel
the shop
145
de supermarkt
the supermarket
146
het ziekenhuis
the hospital
147
de apotheek
the pharmacy
148
het zwembad
the swimming pool
149
de sporthal
the sports hall
150
het politiebureau
the police station
151
de bibliotheek
the library
152
de school
the school
153
de universiteit
the university
154
nul
zero
155
een
one
156
twee
two
157
drie
three
158
vier
four
159
vijf
five
160
zes
six
161
zeven
seven
162
acht
eight
163
negen
nine
164
tien
ten
165
elf
eleven
166
twaalf
twelve
167
dertien
thirteen
168
veertien
fourteen
169
vijftien
fifteen
170
twintig
twenty
171
eenentwintig
twenty one
172
dertig
thirty
173
veertig
forty
174
vijftig
fifty
175
honderd
hundred
176
tweehonderd
two hundred
177
duizend
thousand
178
miljoen
million
179
lopen
to walk
180
hebben
to have
181
worden
to become
182
gaan
to go
183
vragen
to ask
184
antwoorden
to answer
185
kopen
to buy
186
krijgen
to get
187
eten
to eat
188
drinken
to drink
189
rijden
to drive
190
vergeten
to forget
191
horen
to hear
192
luisteren
to listen
193
zien
to see
194
kijken
to look
195
weten
to know
196
leren
to learn
197
slapen
to sleep
198
lezen
to read
199
schrijven
to write
200
spreken
to speak
201
zeggen
to say
202
denken
to think
203
werken
to work
204
wachten
to wait
205
groot
big
206
klein
small
207
lekker
tasty
208
vies
dirty, disgusting
209
schoon
clean
210
mooi
beautiful
211
de tulp
the tulip
212
lelijk
ugly
213
interessant
interesting
214
saai
boring
215
arm
poor
216
rijk
rich
217
donker
dark
218
licht
light
219
zwaar
heavy
220
hard
hard, fast
221
zacht
soft, slow
222
snel
fast
223
lief
lovely, sweet
224
stout
naughty
225
koud
cold
226
warm
warm
227
duur
expensive
228
goedkoop
cheap
229
hoog
high, tall
230
laag
low
231
week
week
232
de dagen van de week
the days of the week
233
welke dag (van de week)?
which day of the week
234
maandag
Monday
235
dinsdag
Tuesday
236
woensdag
Wednesday
237
donderdag
Thursday
238
vrijdag
Friday
239
zaterdag
Saturday
240
zondag
Sunday
241
de maand
the month
242
de maan
the moon
243
januari
January
244
februari
February
245
maart
march
246
april
April
247
mei
may
248
juni
June
249
juli
July
250
augustus
august
251
september
September
252
oktober
October
253
november
November
254
december
December
255
winter
winter
256
lente
spring
257
zomer
summer
258
herfst
autumn
259
met
with
260
van
from
261
naar
to
262
in
in
263
voor
in front of
264
achter
behind
265
naast
next to
266
beneden
down, downstairs
267
boven
above, up, upstairs
268
onder
below
269
op
at, on top
270
tussen
between
271
het midden
the middle
272
over
about
273
over
over
274
bij
at, near
275
binnen
inside
276
buiten
outside
277
tegen
against
278
rond
around
279
sinds
since
280
zonder
without
281
voor
before
282
na
after
283
om
at
284
hoe laat?
what time?
285
hoe laat is het?
what time is it?
286
de klok
the clock
287
het uur
the hour
288
twee uur
two o'clock
289
om tien uur
at ten o'clock
290
half vier
half past three
291
half een
half past twelve
292
het kwartier
the quarter
293
kwart over drie
quarter past three
294
kwart voor zeven
quarter to seven
295
de minuut
the minute
296
tien over zes
ten past six
297
vijf voor acht
five to eight
298
vijf voor half zeven
twenty five past six
299
vijf over half vier
twenty five to four
300
twintig voor vijf
twenty to five
301
hoe lang?
how long?
302
het duurt drie uur
it takes three hours
303
van twee uur tot vijf uur
from two till five o'clock
304
de nacht
the night
305
s nachts
at night
306
de ochtend, de morgen
the morning
307
s ochtends / 's morgens
in the morning
308
de middag
the afternoon
309
s middags
in the afternoon
310
de avond
the evening
311
s avonds
in the evening
312
kwart voor zeven 's ochtends
quarter to seven am
313
middernacht
midnight
314
twaalf uur 's middags
noon
315
vrije tijd
leisure time
316
de hobby
the hobby
317
reizen
to travel
318
de vakantie
the holiday
319
kamperen
to camp out
320
het strand
the beach
321
zonnen
to sunbathe
322
het pretpark
the theme park
323
tuinieren
gardening
324
de taal
the language
325
een taal leren
to learn a language
326
sporten
to exercise
327
hardlopen
to run
328
wandelen
to go for a walk
329
tennissen
to play tennis
330
hockeyen
to play hockey
331
borrelen
to have a drink
332
uit eten gaan
to go out for dinner
333
uitgaan
to go out
334
stappen
to go out (and drink)
335
dronken zijn
being drunk
336
koken
to cook
337
kunst
art
338
verjaardag
the birthday
339
een verjaardag vieren
to celebrate a birthday
340
hij is jarig
it's his birthday
341
zingen
to sing
342
dansen
to dance
343
winkelen
to go shopping
344
Amsterdam
Amsterdam
345
de gracht
the canal
346
het grachtenpand
the canal house
347
de woonboot
the house boat
348
wonen
to live
349
het paleis
the palace
350
pont
the ferry
351
de rondvaart
the canal cruise
352
het museum
the museum
353
het concert
the concert
354
het gebouw
the building
355
het concertgebouw
the Concertgebouw
356
het plein
the square
357
het fietspad
the bicycle track
358
de brug
the bridge
359
het eiland
the island
360
de ring
the ring, the ring road
361
de coffeeshop
bar where soft drugs is sold
362
het stadion
the stadium
363
het hoofdkantoor
the head office
364
de wallen
the red light district
365
de hoer
the prostitute
366
het park
the park
367
het bos
the forest
368
de woning
the house
369
de deur
the door
370
het raam
the window
371
de stoel
the chair
372
de kruk
the stool
373
de tafel
the table
374
de lamp
the lamp
375
de televisie
the television
376
de kast
the closet
377
de wc
the toilet
378
de keuken
the kitchen
379
het fornuis
the cooker
380
de koelkast
the fridge
381
de kamer
the room
382
de woonkamer
the living room
383
de bank
the couch
384
de slaapkamer
the sleeping room
385
het bed
the bed
386
de badkamer
the bathroom
387
de douche
the shower
388
het bad
the bath tub
389
de bijkeuken
the scullery
390
de garage
the garage
391
de tuin
the garden
392
de zolder
the attic
393
het lichaam
the body
394
het lijf
the body
395
het hoofd
the head
396
de kop
the head
397
de mond
the mouth
398
de tand
the tooth
399
het oor
the ear
400
het oog
the eye
401
de bril
the glasses
402
de zonnebril
the sunglasses
403
de neus
the nose
404
het haar
the hair
405
de arm
the arm
406
de elleboog
the elbow
407
de hand
the hand
408
de vinger
the finger
409
het been
the leg
410
de knie
the knee
411
de voet
the foot
412
de teen
the toe
413
de rug
the spine
414
de buik
the belly, the stomach
415
de schouder
the shoulder
416
de kont
the ass
417
de borst
the chest, the breast
418
de baard
the beard
419
de snor
the moustache
420
het hart
the heart
421
de kleren
the clothes
422
de kleding
the clothing
423
de kledingwinkel
the clothes shop
424
de broek
the pants
425
de spijkerbroek
the jeans
426
de trui
the sweater
427
de jas
the coat
428
de rok
the skirt
429
de jurk
the dress
430
de sok
the sock (short)
431
de kous
the sock (long)
432
de schoen
the shoe
433
de klomp
the wooden shoe
434
de riem
the belt
435
het T-shirt
the T-shirt
436
het (onder)hemd
the undershirt
437
het overhemd
the shirt
438
de blouse
the blouse, the shirt
439
het pak
the suit
440
het, de colbert
the suit jacket
441
de stropdas
the tie
442
de strik
the bow
443
de pyjama
the pyjamas
444
de onderbroek
the undershorts
445
de bh
the bra
446
de hoed
the hat
447
de das
the scarf
448
doen
to do
449
beginnen
to begin
450
geloven
to believe
451
brengen
to bring
452
halen
to pick up
453
lenen
to borrow
454
bellen
to call
455
kunnen
to can
456
sluiten
to close
457
snijden
to cut
458
beslissen
to decide
459
vallen
to fall
460
voelen
to feel, to touch
461
volgen
to follow
462
gebeuren
to happen
463
iets
something
464
helpen
to help
465
houden
to hold, to keep
466
houden van
to love
467
weten
to know
468
kennen
to know
469
leuk vinden
to like
470
laten
to leave
471
verliezen
to lose
472
winnen
to win
473
maken
to make
474
solliciteren
to apply for
475
de sollicitatie
the application
476
de vacature
the vacancy
477
de advertentie
the advertisement
478
het werk
the work
479
de baan
the job
480
veranderen
to change
481
de brief
the letter
482
de sollicitatiebrief
the application letter
483
het cv (curriculum vitae)
the resume
484
de opleiding
the education
485
de ervaring
the experience
486
het gesprek
the conversation, the interview
487
het sollicitatiegesprek
the job interview
488
het bedrijf
the company
489
de zaak
the company
490
het salaris
the salary
491
bruto
gross
492
netto
net
493
de belasting
the tax
494
het vakantiegeld
the vacation bonus
495
de auto van de zaak
the company car
496
het pensioen
the pension
497
de reiskosten
the travel expenses
498
de vergoeding
the compensation
499
de reiskostenvergoeding
the compensation for travel expenses
500
de collega
the colleague
501
aannemen
to hire
502
ontslaan
to fire
503
de vader
the father
504
papa
dad
505
de moeder
the mother
506
mama
mom
507
de broer
the brother
508
de zus
the sister
509
de opa
the grandfather
510
de oma
the grandmother
511
de tante
the aunt
512
de oom
the uncle
513
de neef
the cousin, the nephew
514
de nicht
the cousin, the niece
515
het kind
the child
516
het kleinkind
the grandchild
517
de vriend
the (boy) friend
518
de vriendin
the (girl) friend
519
de kennis
the acquaintance
520
de bekende
the acquaintance
521
de klasgenoot
the classmate
522
de verkering
the relationship (love)
523
verliefd
in love
524
verloofd
to be engaged
525
trouwen
to marry
526
scheiden
to divorce
527
gescheiden zijn
to be divorced
528
het dier
clear
529
het huisdier
the pet
530
de hond
the dog
531
de kat
the cat
532
de muis
the mouse
533
het konijn
the rabbit
534
de haas
the hare
535
de boerderij
the farm
536
de koe
the cow
537
het paard
the horse
538
het varken
the pig
539
de ezel
the donkey
540
de kip
the chicken
541
de haan
the cockerel
542
de vogel
the bird
543
de eend
the duck
544
de zwaan
the swan
545
de gans
the goose
546
de ooievaar
the stork
547
de mus
the sparrow
548
de duif
the pigeon
549
de vis
the fish
550
het hert
the deer
551
het insect
the insect
552
de vlieg
the fly
553
de bij
the bee
554
de vlinder
the butterfly
555
de spin
the spider
556
de voetbal
the football
557
het voetbal
football (soccer)
558
het doel
the goal
559
het doelpunt
the goal
560
het elftal
the football team
561
oranje
orange
562
oranje
the dutch football team
563
de spits
the striker
564
de middenvelder
the midfielder
565
de verdediger
the defender
566
de keeper
the goalkeeper
567
de doelverdediger
the goalkeeper
568
de scheidsrechter
the referee
569
de supporter
the fan
570
de twaalfde man
the fans
571
de eerste helft
the first half
572
de rust
half time
573
de tweede helft
the second half
574
schoppen
to kick
575
het schot
the shot
576
de redding
the save
577
redden
to save
578
de voorzet
the assist
579
de gele kaart
the yellow card
580
de rode kaart
the red card
581
de vrije trap
the free kick
582
de strafschop
the penalty
583
de hoekschop
the corner kick
584
buitenspel
offside
585
de kampioen
the champion
586
het ek, het europees kampioenschap
the european championship
587
het wk, het wereldkampioenschap
the world cup
588
nodig hebben
to need
589
vinden
to find, to think (have an opinion)
590
bedoelen
to mean
591
bewegen
to move
592
nemen
to take
593
komen
to come
594
willen
to want
595
gebruiken
to use
596
geven
to give
597
vertellen
to tell
598
proberen
to try
599
lijken
to seem
600
laten zien
to show
601
spelen
to play
602
zitten
to sit
603
staan
to stand
604
betalen
to pay
605
ontmoeten
to meet
606
doorgaan
to continue
607
uitgeven
to spend
608
groeien
to grow
609
aanbieden
to offer
610
herinneren
to remember
611
overwegen
to consider
612
bouwen
to build
613
blijven
to stay
614
het weer
the weather
615
wat voor weer wordt het?
what will be the weather?
616
het weerbericht
the weather forecast
617
het bericht
the message
618
lekker weer, hè
nice weather isn't it?
619
zeker
(for) sure
620
mooi weer
nice weather
621
vandaag
today
622
de temperatuur
the temperature
623
de thermometer
the thermometer
624
graden
degrees
625
de graad
the degree
626
schijnen
to shine
627
slecht weer
bad weather
628
de neerslag
the precipitation
629
regenen
to rain
630
sneeuwen
to snow
631
hagelen
to hail
632
de wind
the wind
633
waaien
to blow
634
de storm
the storm
635
het onweer
the thunderstorm
636
de bliksem
the lightning
637
de donder
the thunder
638
de wolk
the cloud
639
bewolkt
cloudy
640
vriezen
to freeze
641
het ijs
the ice
642
ander
other
643
kort
short
644
lang
long
645
belangrijk
important
646
beter
better
647
best
best
648
enige
only
649
enkel
single
650
dubbel
double
651
vroeg
early
652
laat
late
653
vrij
free
654
heel
whole, very
655
echt
real
656
vol
full
657
leeg
empty
658
speciaal
special
659
duidelijk
clear
660
onduidelijk
unclear
661
beschikbaar
available
662
waarschijnlijk
probable
663
mogelijk
possible
664
huidig
current
665
verkeerd
wrong
666
juist
correct
667
klaar
ready
668
de gezondheid
the health
669
gezond
healthy
670
ziek
ill
671
(zich) ziek melden
to report oneself ill
672
de griep
the flu
673
verkouden zijn
to have a cold
674
de koorts
the fever
675
de ontsteking
the inflammation
676
misselijk
nauseous
677
duizelig
dizzy
678
de vergiftiging
the poisoning
679
de pijn
the ache
680
zeer
the ache/very
681
de behandeling
the treatment
682
de huisarts
the general practitioner
683
de patiënt
the patient
684
het spreekuur
the consultation hours
685
de EHBO
the first aid
686
de eerste hulp
the first aid
687
spoed
urgent
688
de ambulance
the ambulance
689
de afspraak
the appointment
690
de verwijsbrief
the referral letter
691
verwijzen
to refer
692
het onderzoek
the check-up
693
de tandarts
the dentist
694
de verzekering
the insurance
695
de ziektekostenverzekering
the health insurance
696
het medicijn
the medication
697
het recept
the prescription/the recipe
698
aardrijkskunde
geography
699
het land
the country
700
de provincie
the province
701
de streek
the region
702
de stad
the city
703
de hoofdstad
the capital
704
het dorp
the village
705
de plaats
the place
706
de gemeente
the municipality
707
het gemeentehuis
the town hall
708
het platteland
the countryside
709
de polder
the polder
710
de vesting
the fortress
711
wallen
fortified walls
712
de wal
the shore
713
de zee
the sea
714
het meer
the lake
715
het kanaal
the channel
716
de rivier
the river
717
de natuur
the nature
718
de dam
the dam
719
de dijk
the dike
720
de duin
the dune
721
de tunnel
the tunnel
722
de berg
the mountain
723
de heuvel
the hill
724
de hei
the moor
725
immigreren
to immigrate
726
emigreren
to emigrate
727
de allochtoon
the immigrant
728
verhuizen
to move
729
huren
to rent
730
de makelaar
the real estate agent
731
het huurcontract
the rental contract
732
de huur
the rent
733
gwe
utility bills
734
de VVE-bijdrage
communal costs
735
het adres
the address
736
de buren
the neighbours
737
inschrijven
to subscribe
738
het paspoort
the passport
739
het legitimatiebewijs
the id
740
zich legitimeren
to identify oneself
741
het visum
the visa
742
de identiteitskaart
the identity card
743
het rijbewijs
the driving license
744
de verblijfsvergunning
the residence permit
745
de werkvergunning
the working permit
746
de inburgering
the assimilation (formal)
747
integreren
to integrate (in practice)
748
het nt2-examen
the exam for Dutch as a 2nd language
749
de naturalisatie
the naturalisation
750
heimwee
homesick
751
het humeur
the mood
752
de gevoelens
the feelings
753
chagrijnig
grumpy
754
moe
tired
755
teleurgesteld
disappointed
756
vervelend
annoying
757
vervelen
to annoy
758
verdrietig
sad
759
boos
angry
760
kwaad
furious
761
depressief
depressive
762
onrustig
restless
763
bang
afraid
764
ongeduldig
impatient
765
blij
happy
766
vrolijk
cheerful
767
opgewekt
cheerful
768
tevreden
satisfied
769
ontevreden
dissatisfied
770
verrast
surprised
771
enthousiast
enthusiastic
772
ontspannen
relaxed
773
romantisch
romantic
774
vriendelijk
friendly
775
aardig
friendly
776
sympathiek
sympathetic
777
zielig
pathetic
778
serieus
serious
779
de maaltijd
the meal
780
het ontbijt
the breakfast
781
de lunch
the lunch
782
het middageten
the lunch
783
het avondeten
the dinner
784
koken
to cook
785
de kok
the cook
786
het gerecht
the dish
787
honger hebben
to be hungry
788
dorst hebben
to be thirsty
789
de smaak
the taste
790
zoet
sweet
791
zout
salty
792
zuur
acid
793
bitter
bitter
794
pittig
spicy
795
de geur
the smell
796
de pan
the pan
797
het vuur
the fire
798
de rook
the smoke
799
het bestek
the cutlery
800
de vork
the fork
801
het mes
the knife
802
de lepel
the spoon
803
het bord
the plate
804
het glas
the glass
805
het kopje
the cup
806
de fles
the bottle
807
smakelijk eten
enjoy your meal
808
eet smakelijk
enjoy your meal
809
vers
fresh
810
de wortel
the carrot
811
de boon
the bean
812
de erwt
the pea
813
de spinazie
the spinach
814
de boerenkool
the kale
815
de worst
the sausage
816
de knoflook
the garlic
817
de sla
the lettuce
818
de komkommer
the cucumber
819
de tomaat
the tomato
820
de ui
the onion
821
het ei
the egg
822
de soep
the soup
823
de rijst
the rice
824
de peper
the pepper
825
het zout
the salt
826
de suiker
the sugar
827
de appel
the apple
828
de peer
the pear
829
de banaan
the banana
830
de perzik
the peach
831
de abrikoos
the apricot
832
de sinaasappel
the orange
833
de mandarijn
the mandarin
834
de citroen
the lemon
835
de pruim
the plum
836
de meloen
the melon
837
de framboos
the raspberry
838
de bes
the berry
839
de kers
the cherry
840
de aardbei
the strawberry
841
lachen
to laugh
842
wassen
to wash
843
gedragen
to behave
844
haten
to hate
845
delen
to share
846
kiezen
to choose
847
begrijpen
to understand
848
ik begrijp het niet
I don't understand
849
dromen
to dream
850
genieten
to enjoy
851
huilen
to cry
852
ontdekken
to discover
853
ontwikkelen
to develop
854
praten
to talk
855
vergelijken
to compare
856
vergissen
to be mistaken
857
verkopen
to sell
858
vertrekken
to leave
859
vertrouwen
to trust
860
verwachten
to expect
861
in verwachting
expecting (a baby)
862
zwanger
pregnant
863
zingen
to sing
864
zoeken
to search
865
zullen
will
866
bijten
to bite
867
noemen
to call
868
het gereedschap
the tools
869
het instrument
the tool, the (musical) instrument
870
de schaar
the scissors
871
knippen
to cut (with scissors)
872
snijden
to cut (with a knife)
873
de machine
the machine
874
de rekenmachine
the calculator
875
de computer
the computer
876
het slot
the lock
877
de sleutel
the key
878
openen
to open
879
de telefoon
the telephone
880
het potlood
the pencil
881
de pen
the pen
882
het papier
the paper
883
de olie
the oil
884
de benzine
the petrol
885
de brandstof
the fuel
886
het goud
the gold
887
het zilver
the silver
888
het hout
the wood
889
de plank
the plank
890
de lucht
the air
891
het ijzer
the iron
892
het staal
the steel
893
de steen
the stone
894
het stof
the dust
895
de stof
the material
896
de aarde
the earth
897
iets
something
898
niets
nothing
899
alles
everything
900
een beetje
a bit
901
natuurlijk
of course
902
reeds
already
903
al
already
904
net
just
905
pas
only
906
nog
still
907
erg
very
908
even
just (as)
909
alleen
alone
910
altijd
always
911
door
through
912
dus
so
913
genoeg
enough
914
bijna
almost
915
bijvoorbeeld
for example
916
normaal
usually
917
nooit
never
918
ooit
ever
919
nu
now
920
soms
sometimes
921
ook
also, too
922
meer
more
923
minder
less
924
verder
further
925
terug
back
926
de kleur
the colour
927
rood
red
928
het vierkant
the square
929
de cirkel
the circle
930
de driehoek
the triangle
931
groen
green
932
volgende
next
933
blauw
blue
934
geel
yellow
935
paars
purple
936
oranje
orange
937
wit
white
938
zwart
black
939
donker
dark
940
grijs
grey
941
bruin
brown
942
roze
pink
943
plat
flat
944
dik
thick, fat
945
dun
thin
946
breed
wide
947
smal
narrow
948
beide
both
949
het gezicht
the face
950
elk
each
951
gelijk
equal
952
zelfde
same
953
recht
straight
954
makkelijk
easy
955
moeilijk
difficult
956
het feest
the party
957
vieren
to celebrate
958
de feestdag
the public holiday
959
de vrije dag
the day off
960
Koningsdag
King's Day
961
Sinterklaas
(Sinterklaas)
962
Zwarte Piet
(Black Pete)
963
de zak
the bag
964
Kerstmis
Christmas
965
de kerstboom
the Christmas tree
966
de kerstman
Santa Claus
967
Oudjaar
New year's eve
968
de oliebol
Dutch fritter with raisins
969
Nieuwjaar
New year
970
Oud en Nieuw
New year's eve and New year's day
971
Pasen
Easter
972
de paashaas
the Easter bunny
973
het paasei
the Easter egg
974
ijsvrij
a day off for skating
975
uitnodigen
to invite
976
het bezoek
the visit
977
het bezoek
the visitors
978
ontvangen
to receive
979
de geboorte
the birth
980
de bruiloft
the wedding
981
de verjaardag
the birthday
982
de taart
the pie
983
de kaars
the candle
984
verrassen
to surprise
985
het cadeau
the present
986
het beest
the animal, the beast
987
de schildpad
the turtle
988
de hamster
the hamster
989
de goudvis
the goldfish
990
het schaap
the sheep
991
de geit
the goat
992
de vos
the fox
993
wild
wild
994
de mier
the ant
995
de mug
the mosquito
996
de kikker
the frog
997
de slak
the snail
998
de eekhoorn
the squirrel
999
de dolfijn
the dolphin
1000
de zeehond
the seal
1001
de walvis
the whale
1002
de haai
the shark
1003
de dierentuin
the zoo
1004
de aap
the monkey
1005
de olifant
the elephant
1006
de beer
the bear
1007
de wolf
the wolf
1008
de giraffe
the giraffe
1009
de slang
the snake
1010
de krokodil
the crocodile
1011
de kameel
the camel
1012
de tijger
the tiger
1013
de leeuw
the lion
1014
nat
wet
1015
droog
dry
1016
algemeen
general
1017
bijzonder
special
1018
gebruikelijk
common
1019
dom
stupid
1020
slim
clever
1021
druk
busy
1022
druk
crowded
1023
glad
slippery
1024
beroemd
famous
1025
lui
lazy
1026
stil
quiet
1027
verschrikkelijk
terrible
1028
voorzichtig
careful
1029
sterk
strong
1030
zwak
weak
1031
eenzaam
lonely
1032
compleet
complete
1033
wakker
awake
1034
meest
most
1035
noord
north
1036
oost
east
1037
zuid
south
1038
west
west
1039
veilig
safe
1040
gevaarlijk
dangerous
1041
het leger
the army
1042
de oefening
the exercise
1043
de oorlog
the war
1044
de aanval
the attack
1045
het bloed
the blood
1046
dood
dead
1047
het nieuws
the news
1048
de krant
the newspaper
1049
de vlag
the flag
1050
toekomst
the future
1051
het einde
the end
1052
maan
the moon
1053
ster
the star
1054
de schaduw
the shadow / shade
1055
moeten
must / have to / should
1056
zetten
to put
1057
draaien
to turn
1058
kosten
to cost
1059
ruiken
to smell
1060
leiden
to lead
1061
dak
the roof
1062
heet
hot
1063
de markt
the market
1064
het geld
the money
1065
geluk
the happiness
1066
laatst
last
1067
welkom
welcome
1068
thuis
home
1069
het gras
the grass
1070
de boom
the tree
1071
eigen
own
1072
mijn
my
1073
jouw / je
your
1074
haar
her
1075
zijn
his
1076
ons / onze
our
1077
jullie / uw
your
1078
uw
your
1079
hun
their
1080
geen
no / none
1081
gewoon
usual
1082
als
if
1083
het verschil
the difference
1084
de leeftijd
the age
1085
iemand
somebody
1086
iedereen
everybody
1087
samen
together
1088
dichtbij
nearby
1089
vaak
often
1090
de grap
the joke
1091
het idee
the idea
1092
het geluid
the sound
1093
de muziek
the music
1094
het nummer
the number / the song
1095
de naam
the name
1096
het boek
the book
1097
de les
the lesson
1098
het woord
the word
