1. Zo mooi gebruind Flashcards
1
Q
badpak (het)
A
le maillot
2
Q
bestemming (de)
A
la destination
3
Q
bezienswaardigheid (de)
A
le monument, la curiosité
4
Q
dat is de moiete waard
A
cela en vaut la peine
5
Q
feesten
A
faire la fête
6
Q
genieten
A
profiter
7
Q
inbegrepen zijn
A
être compris
8
Q
ontdekken
A
découvrir
9
Q
plek (de)
A
l’endroit
10
Q
prachtig
A
magnifique
11
Q
reisgids (de)
A
le guide touristique
12
Q
reiziger (de)
A
le voyageur
13
Q
stedenstrip (de)
A
le city trip
14
Q
thuisblijven
A
rester à la maison
15
Q
voorbereiden
A
préparer
16
Q
wereldreis (de)
A
le tour du monde
17
Q
bedrag (het)
A
le montant
18
Q
boeken
A
réserver
19
Q
deelnemen aan
A
participer à
20
Q
ervaring opdoen
A
acquérir de l’expérience
21
Q
feestvankantie (de)
A
les fêtes festives
22
Q
fietstocht
A
la balade à vélo
23
Q
gemiddeld
A
environ
24
Q
in een gastgezin verblijven
A
séjourner dans une famille d’accueil
25
naar het buitenland vertrekken
partir à l'étranger
26
nadeel (het)
le désavantage
27
taalreis (de)
le voyage linguistique
28
een tent opzetten
monter un tente
29
ver
loin
30
voordeel (het)
l'avantage
31
vrijwilligerswerk (het)
le bénévolat
32
zijn talenkennis verbeteren
améliorer ses connaissances en langues
33
zijn vriendenkring uitbreiden
étendre son cercle d'amis
34
zonnecrème smeren
appliquer de la crème solaire
35
zonvakantie (de)
les vacances au soleil
36
bang zijn
avoir peur
37
berg (de)
la montagne
38
in de bergen stappen
marcher dans la montagne
39
bestellen
commander
40
bruinen
bronzer
41
dichtbij
proche, près
42
duiken
plonger, faire de la plonger
43
eiland (het)
l'île
44
gelukkig
heureux
45
gevaarlijk
dangereux
46
griekenland
la grêce
47
huren
louer
48
indrukwekkend
impressionnant
49
luieren
se prélasser
50
onvergetelijk
inoubliable
51
oostenrijk
autriche
52
overal
partout
53
terug
de retour, de nouveau
54
vallen
tomber
55
vermoiend
fatiguant
56
verschillend
différent
57
alles is voor mekaar
tout est en ordre
58
betalen
payer
59
dat komt op
cela revient à
60
dat klopt
c'est exact
61
een kamer vrij hebben
avoir une chambre libre
62
het is een erg druk
c'est très animé
63
jammer genoeg
malheureusement
64
ochtend (de)
le matin
65
streek (de)
la région
66
voorschot (het)
l'acompte
67
zenden
envoyer
68
afhangen van
dépendre de
69
brievenbus (de)
la boîte aux lettres
70
gewicht (het)
le poids
71
handtekening (de)
la signiature
72
ontvagen
recevoir
73
postzegel (de)
le timbre
74
prentbriefkaart (de)
la carte postale
75
steken
mettre, glisser
76
versturen
envoyer
77
aankopen doen
faire des achats
78
accommodatie (de)
l'hébergement
79
bekend
connu
80
beleven
vivre
81
boottocht (de)
l'excursion en bateau
82
handig
pratique
83
heb je zin zijn... ?
as-tu envie de... ?
84
ik stel voor dat...
je propose que...
85
korting (de)
la réduction
86
kosten (de)
les frais
87
luchthaven (de)
l'aéroport
88
medicijn (de)
le médicament
89
openbaar vervoer (het)
les transports en commun
90
paklijst (de)
la liste des bagages
91
passen
convenir, aller
92
pendelbus (de)
la navette
93
vervoer (het)
les transports
94
vliegticket (het)
le ticket d'avion
95
wat denk je hiervan
qu'en penses-tu ?
96
duitsland
l'allemagne
97
hoodfstad (de)
la capitale
98
noorden (het)
le nord
99
oosten (het)
l'est
100
verenigde staten (de)
les états-unis
101
westen (het)
l'ouest
102
beschrijven
décrire
103
doorbrengen
passer (du temps)
104
gezellig
agréable
105
koel
frais
106
ruimte
la place, l'espace
107
vakantiehuis (de)
la maison de vacances
108
verlengd weekend (het)
le weekend prolongé
109
voelen
sentir
110
zomerweer
météo estivale
