1. Hallo blz. 6 Flashcards
1
Q
Dag, hallo.
A
Guten Tag, hallo.
2
Q
Hoi, dag (bij komen en gaan)
A
Hallo.
3
Q
Tot ziens.
A
Auf Wiedersehen.
4
Q
Goedenavond
A
Guten Abend.
5
Q
Prettige dag.
A
Schönen Tag.
6
Q
Prettige avond!
A
Schönen Abend!
7
Q
Pas op!
A
pass auf!
8
Q
Gaat u zitten!
A
Bitte setzen Sie sich!
9
Q
Hoe gaat het met je?
A
Wie geht es Dir?
10
Q
Met mij gaat het goed. En met jou?
A
Mir geht es gut, und Dir?
11
Q
Best. En met jou?
A
Gut, und Dir?
12
Q
Bedankt
A
Vielen Dank.
13
Q
Graag gedaan.
A
Gern geschehen.
14
Q
Het spijt me, maar…
A
Es tut mir leid, aber…
15
Q
Bedankt!
A
Dankeschön!