§1 Begrippen Flashcards
Breedteligging
De afstand van een plaats tot de evenaar
Aanlandige wind
Wind vanaf zee
Middellands zeeklimaat
Zeeklimaat met hete droge zomers, en vochtige zachte winters
Zeeklimaat
Klimaat met een matigende invloed van de zee op de temperatuur (s’omers koeler en ’s’winters zachter) en het hele jaar neerslag
Landklimaat
Klimaat met in de koudste maand een gemiddelde dagtemperatuur die lager is dan -3 graden en in de warmste maand hoger dan +10 graden
Aflandige wind
Wind vanaf land
Loefzijde
De windkant van een gebergte met veel neerslag
Stuwingsregen
Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte
Lijzijde
De kans van een berg die uit de wind ligt, er valt weinig neerslag
Regenschaduw
De lijzijde van een berg waar de dalende en warme lucht weinig of geen neerslag brengt
Hoogvlakten
Vlak of zandgolvend gebied dat meer dan 500 meter hoog ligt
Woestijn klimaat
Droog klimaat met minder dan 250 mm neerslag per jaar
Steppe klimaat
Droog klimaat met 250 tot 500 mm neerslag per jaar
Extensieve veeteelt
Veeteelt met weinig vee per hectare
Laagvlakte
Gebied zonder hoogteverschillen dat lager ligt dan 500 meter
Hoog gebergte
Gebied met bergen die hoger zijn dan 1500 meter
Jong gebergte
Gebergte met hoge toppen, scherpe bergkammen en diepe dalen ,minder dan 65 miljoen jaar oud
Middelgebergte
Gebied waar de meeste bergtoppen tussen de 500 en 1500 meter hoog zijn
Oud gebergte
Gebergte met afgeronde toppen en ondiepe dalen, ouder dan 65 miljoen jaar
Neerslagfactor
factor waardoor neerslag ontstaat
temperatuurfactor
factor die invloed heeft op de temperatuur in een gebied