1 Flashcards

1
Q

Grondlegger bindweefsel

A

Mw e dicke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bindweefsel naar Nederland

A

Dr bakker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Grondlegger pincements

A

Dr jaquet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pincements Nederland

A

Mw a Hermans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Doel cosmetische vorm

A
  • verbetering vegatieve functies
  • vernieuwing bindweefsel
  • betere voeding toevoer
  • betere afvoer afvalstoffen
  • verhoogt doorbloeding
  • activeert stofwisseling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kunne fibroblasten zich in beschadigd bindweefsel sterk vermenigvuldigen

A

Door matrix en collageen synthese ( aanmaken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een wond wordt herteld door

A

Reparatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaruit bestaat bindweefsel

A
  • cellen die een tussenstof produceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tussenstof bestaat uit

A
  • mucopolysacchariden- proteïnecomplexen
  • eiwit vezels
  • water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar bevind zich tussenstof

A

In alle intercellulaire ruimten

ruimte tussen de cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar komt bindweefsel voor

A
  • bot
  • kraakbeen
  • vetweefsel
  • onder huid en tussen organen
  • pezen, wanden slagaders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat voor weefsel is bindweefsel

A

Verbindingsweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn fibroblasten

A

Spoelvormige cellen die verantwoordelijk zijn voor productie van verschillende moleculen waaruit bindweefselvezels en de grondsubstabtie van het bindweefsel worden gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Functie fibroblasten

A

Produceren grondsubstantie bindweefselvezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat geeft steun en vorm aan fibroblasten

A

Celskelet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn filamenten

A

Diverse microvezeltjes waaruit fibroblasten zijn opgebouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe lopen de filamenten

A

Door tot buiten de fiblobast en hechten zich met behulp van koppelmoleculen aan de hier gelegen collageen vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Macroblasten =

A

Belangrijke, door de fibroblasten gemaakte bouwstenen en gelden als voorstadium voor de bindweefselvezels collageen en elastine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe ontstaan collagene - en elastinevezels

A

Door aaneenschakeling van vele duizenden macromoleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn myofiblaste

A

Fibroblasten die tot migratie in staat zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe verplaatsen fibroblasten

A

Doordat bij schade vrijgekomen weefselhormonen de actines en myosines veranderen en dat leidt tot contractie
Daardoor komen er aan de voorzijde van de fibroblasten uitstulpingen
Deze hechten zich aan collagene vezels

Fibroblasten worden bij prikkel sterk geactiveerd
Kunnen zich actief gaan delen en zijn in staat langs bindweefsel vezels te migreren naar plaatsen waar bindweefselvorming nodig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Voor het maken van bewegingen zijn fibroblasten voorzien van kleine contractuele eenheden namelijk

A

Actines en myosines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar bevind zich actines en myosines

A

Verspreid in het celplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Functie actines en myosines

A

Ondersteunen de functie van het celskelet
Verantwoordelijk voor migratie van fibroblasten
Spelen rol bij samentrekken wondranden

Aanmaak en functie staan onder invloed van de ortho sympaticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe groeit een wond dicht
Filamenten koppelen zich aan de omringende bindweefsel vezels - door samentrekking van de actines en myosines worden de wondranden naar elkaar toegetrokken - wond verkleint
26
Functie mastcellen
Spelen rol bij beschermingsreactie in bindweefsel | Belangrijkste leverancier van histamine ( weefselhormonen)
27
Waar zitten mastcellen
Verspreid in velplasma
28
Mastcellen eigenschappen
- leven lang - vermenigvuldigen zich niet - bevat granulaten
29
Wat is granulae
Komt vrij bij prikkeling van de huid | - ook bij binnendringende allergeen
30
Soorten granulae
- histamine - heparine - hyaluronidase
31
Wanneer komt granulae vrij?
- bij mechanische prikkel - bij binnendringen allergeen Antistoffen hechten zich aan membraan van de mestcel, die in staat zijn het binnen dringende allergeen te herkennen en aan zich te binden Deze binding prikkelt de mest cel tot het vrijgeven van granulae
32
Werking histamine
Verslappende werking op gladde spiercellen rondom bloedvaatjes Geeft vlekkerige roodheid - permeabiliteit verhogend op de vene- en lymfewanden waardoor een goede uitwisseling van afvalstoffen en voedingsstoffen kan plaatsvinden - spanningsverhigend op glad spierweefsel luchtwegen, darmen, slijmvliezen Benauwdheid, slijm, buikpijn
33
Functies van de huid
- barrière - bescherming - immunologische - productie vit d - warmte regulering - opslag functie in vet oplosbare stoffen - signaal - communicatie functie
34
Wat heeft een ondersteunende fuctie van het celskelet
Actines en myosines
35
Vlekkerige roodheid komt door
Histamine
36
Wat is heparine
Anti coagulant | Komt vrij uit mastcellen
37
Functie heparine
Voorkomt bloedstolling | Voorkomt dat het in de verwijde vaten stromende bloed tot stolling komt
38
Wat is hyaluronidase
Enzym | - door mastcel geproduceerd
39
Functie hyaluronidase
Ontstaat hyaluronzuur te ontleden waarbij het water opneemt Ontstaat waterig milieu Geeft verhoogde permeabiliteit van de vaatwand Reguleerd in verbetering van het celmetabolisme
40
Wat is serotonine
Neurotransmitter = overdrachtstof/ signaalstof
41
Werking serotonine
``` Remmende werking op Geheugen Stemming Slaap Emotie ```
42
Functie vetcellen
Verzamelen energie in de vorm van vet - beschermende functie - energie opslag - temperatuurbuffer
43
Waar bevinden zich vetcellen
Voornamelijk in de Subcutis
44
Hoeveelheid vetcellen afhankelijk van
- erfelijk - hormonaal - voeding
45
Functie cellen van langerhans
Immuunsysteem van de huid | Doel is overdragen van antigeen aan lymfocyt
46
Welke stof produceren de cellen van langerhans als lichaamsvreemde stoffen het lichaam binnendringen
Interleukine
47
Welke stof in de mastcellen zorgt dat de bloedstolling wordt tegen gegaan
Heparine
48
Welke taak hebben de actines en myosines in de fibroblasten
Door samentrekking worden de wondranden naar elkaar toegetrokken
49
Welke aandoening richt de sp zich bij de bindweefselmassage
- verbeteren van weefseltrofiek | - het normaliseren van de weefseltonus
50
Welk kenmerk behoort tot medische therapeutische vorm van bindweefselmassage
Het verkrijgen van spinale reflexactiviteit
51
Waarbij spelen de cellen van langerhans een rol
Bij de immuniteit
52
Door welke bloedvaten wordt de cutis van bloed voorzien
Door de plexus in het rete cutaneum en het rete subpapilaire
53
Wat produceren fibroblasten
Vezels
54
Wat geven granulae vrij
Mastcellen
55
Welke stof in de mastcellen zorgt dat bloedstolling wordt tegengegaan
Heparine
56
Welke stoffen zitten in mastcellen
- histamine - heparine - hyaluronidase
57
Welke taak hebben de actines en myosines in de fibroblasten
Door samentrekking worden de wonden naar elkaar toe getrokken
58
Waaruit is collageen opgebouwd
``` Uit eiwit eiwitdraden Aantal draden samen = collagene fibril Aantal fibrillen samen = vezel Aantal vezels samen = bundels ```
59
Collagene fibrillen =
Aantal eiwitdraden samen | =vezels
60
Verzameling vezels =
Bundels
61
Functie collageen
Trekvastheid van de huid
62
Splijtlijnen in de huid wordt bepaald door
Rangschikking van de collagene bundels Chirurg incisie paralel Loodrecht is litteken = verschrompeling van vezelbundels
63
Wat zijn crosslinks
Dwars verbindingen tussen kruisende collagene vezels
64
Hoe ontstaan dynamische rimpels
Als de huid voortdurend in de zelfde richting worden gemanuvreerd Wordt door crosslinks vastgelegd
65
Bouwstenen van de collageen =
Aminozuren
66
Welke type collageen zijn er
Type 1&2 = dermis Type IV = basale membraan Afhankelijk van de manier waarop boiwstenen van collageen gerangschikt zijn
67
Waaruit bestaat elastine
Vormeloze masse elastine omgeven door elastische vezels | Geen bundels maar sterk vertakt vezelnetwerk met veel onderlinge verbindingen
68
Functie elastine
Bescherming tegen overbelasting door belasting prikkels te absorberen en gelijkmatig over te dragen op collagene vezels
69
Waar zit elastine
Tussen de collagene bundels
70
Uiteindelijke elasticiteit van bindweefsel wordt bepaald door
Een combinatie van alle in het bindweefsel voorkomende structuren
71
Functie reticutine
Ondersteund zacht bindweefsel
72
Waaruit is reticutine opgebouwd
Zeer fijn vertakte dunnere vorm nam collageen
73
Functie van de matrix
Verbindende functie tussen extracellulaire structuren van het bindweefsel Biedt stevigheid en structuur aan bindweefsel/ botweefsel Vult ruimte tussen cellen in
74
Waaruit bestaat matrix
- Eiwitten zoals collagene vezels en elastine vezels - grondsubstabtie ( proteoglycanen en glysosamineglycanen) - water
75
Waar wordt matrix geproduceerd
Door fibroblasten
76
Wat vormen mucopolysachariden
Proteoglycanen | Glycosamineglycanen
77
Ander woord voor mucopolysachariden
Gags
78
Wat zijn de meest voorkomende GAG’s in het menselijk bindweefsel
- - hyaluronzuur - dermatansulfaat - chrondroitinesulfaat
79
Arteriën =
Slagaders | Zuurstofrijk
80
Venen
Aders Zuurstofarm Kleppen
81
Kleine bloedsomloop
Zuurstofarm naar longen | Zuurstofrijk naar hart
82
De belangrijkste eigenschap van proteoglycanen
- negatief geladen | - binden zich graag aan watermoleculen
83
Wat is proteoglyglycanen
Suikerketens Grondsubstantie Negatief geladen Voortdurend aan slijtage onderhevig
84
Waaruit zijn proteoglycanen opgebouwd
Uit een centrale eiwitketen met daarop zijdelings geplaatste glycosamineglycanen ( GAG’s) ( mucopolysacchariden)
85
Wat zijn mucopolysacchariden
GAG’s - glycosamineglycanen Belangrijk bestanddeel van collageen rijke weefsels zoals kraakbeen, botten en bindweefsel
86
Volgorde wondgenezing
- reactiefase - regeneratiefase ( granulatieweefsek) - remodeleringsfase
87
Waar ligt de rete cutaneum
Tussen cutis en Subcutis | Lederhuid en onderhuid
88
Waar ligt de rete subpapillaire
Tussen reticutane en paplillaire | Rete cutane en papillenlaag
89
Welke bloedvaten zijn verantwoordelijk voor voeding fibroblasten
Rete subpapillaire
90
Wat zijn AVA’s
Arterio veneuze anastomen Veneus = voert bloed uit huid af naar dieper gelegen vaten - Snelweg voor warmtetransport Speciaal aangelegde verbindingen tussen de arterietakjes en venusberg in de reticulaire = netlaag
91
Waar liggen de AVA’s
Tussen de aders en slagaders in de netlaag | Reticulaire laag
92
Functie Arterio veneuze anastomen
- verzorgen van transport van voeding en zuurstof | - radiator voor uitstraling warmte
93
Wat is het rete cutaneum
Netwerk bloedvaten grenslaag tussen Subcutis en cutis
94
Wat is de functie van precapillaire sfincters
- kringspiertjes aan het begin van een capillaire netwerk | Wisselt steeds, is mede afhankelijk van de activiteit van het weefsel en zuurstof behoefte
95
Effect bindweefsel massage op precapillaire sfincters
Ontspannen de precapillaire sfincters Gaan open staan Doorbloeding beter
96
Bij verhoogde sympathicusacriciteit zijn de precapillaire sfincters
Gesloten
97
Precapillaire sfincters gesloten | Langere tijd verhoging van de ortho sympathische activiteit geeft
Vermindering van de effectieve weefsel circulatie wat directe gevolgen heeft voor de trofische omstandigheden in het bindweefsel
98
Werking precapillaire sfincters wordt geregeld vanuit
Vegatieve systeem
99
Wat is een neuron
Zenuwcel
100
Waaruit is een neuron opgebouwd
``` Uit Soma ( lichaam) - dendriet ```
101
Wat is een dendriet
Uitloper van eennzenuwcel
102
Wat doet een dendriet
Leiden prikkels naar lichaam | Neemt cel veranderingen waar bijv druk
103
Wat is een neuriet
Een axon | Lange uitloper van een neuron( zenuwcel)
104
Wat doet een neuriet ( axon)
Voert prikkels af | Vervoert prikkels van lichaam weg naar andere neuron
105
Zenuwuitlopers zijn
Dendrieten ( naar cel toe) | Neurieten, axon ( van lichaam af)
106
Wat zijn synaps
Punt waarop 2 neuronen met elkaar kunnen communiceren Zenuwcel naar zenuwcel - chemische stoffen ( neurotransmitters) Ventiel functie- aankomend signaal wordt in 1 richting doorgegeven
107
Motorisch eindplaatje is
Contactpunt van uitloper van een motorische zenuwcel met een spiervezel ( zenuwcel naar spier)
108
Dikke vezels zijn
Neurieten ( axon) | Gemyeliniseerde zenuwvezels
109
Gemyeliniseerde vezels geleiden prikkels
Snel | Dik
110
Ongemyeliniseerde vezels geleiden prikkels
Langzaam | Dun
111
Ongemyeliniseerde vezels zijn
Dun Dendrieten Geleiden impulsen langzaam
112
Functie myeline schede
Isoleerdende werking Wit, vetachtig weefsel Axon
113
Stimulering van gemyeliniseerde vezels wordt ervaren als
Prettig en ontspannen
114
Neurotransmitters zijn
Overdrachtstoffen - acetylchlorine - ( nor) adrenaline - dopamine - glycerine - serotonine
115
Efferent is
Axon/ neuriet | Van cel af
116
Afferent is
``` Dendriet Van periferie naar czs toe Dun Vervoert door achterhoorn Geven affect ( gevoel) Sensibel ```
117
Stimulatie van de huid geeft activiteit in | Afferent of efferente zenuwcel
Afferente zenuwcel
118
Door huidverbeterende massage neemt drainage lymfe
Toe
119
Wat zijn lokale effecten van bindweefsel technieken
Gebaseerd op weefselherstel en activering van de lokale bloedcirculatie - worden beschadigingen aangebracht - dit start verschillende herstel reacties Plaatselijk Gezicht decolleté Buik Benen
120
Wat zijn systematische effecten
Verspreid over verschillende orgaansystemen
121
Tunen is
Alles oo elkaar afstemmen | Ziek is slecht getuned
122
Wat vormt samen het centrale zenuwstelsel
- grote hersenen ( cerebrum) - kleine hersenen ( cerebellum) - hersenstam ( trunus cerebri) - ruggenmerg ( medulla spinalis)
123
Waar liggen de grote hersenen
Beschermd binnen het benige begrenzing van de schede drijvend in hersenvocht
124
Hemisferen is
Hersenhelften
125
Waardoor worden de hersenhelften met elkaar verbonden
Hersensbalk ( corpus callosum)
126
Verschillende delen van grote hersenen zijn
Voorhoofdspool Achterhoofdspool Slapen
127
Grote hersen bestaan uit
- Witte stof ( Grote hoeveelheden gemyeliniseerde vezels) - bloedvaten - andere concentraties van neuronen
128
Functie grote hersenen
- taal tot lichaamsbesef - vermogen concentratie wiskundige inzichten - intuïtie - geheugen - gevoel voor muziek
129
Functie linkerzijde grote hersenen
Cognitieve functies ( geheugen, intuïtie enz)
130
Functie rechterzijde grote hersenen
Intuïtieve functies | Emotie gevoel
131
Linkerheesenhelft bestuurd
Rechter lichaamshelft
132
Functies kleine hersenen
``` Motorische functies Kleine rol cognitieve functies( opnemen en verwerken van informatie) Evenwicht Automatische bewegingspatronen Bewuste bewegingen ```
133
Waar loopt de hersenstam
Loopt over in ruggenmerg | Vanaf 1e nekwervel tot 3e nekwervel
134
Hoe lang is de hersenstam
7 cm
135
Functies hersenstam
Z basale lichaamstaken ( basis) die ten dienste staan van de homeostase ( het in evenwicht zijn van alle functie lichaam) zoals - hartritme - bloeddruk - spijsvertering - hormonale evenwicht
136
Waar ligt ruggenmerg
In het centrale zenuwstelsel beschermd door wervelkolom Loopt door tot lumbale 2 Daarna paardenstaart
137
Hoe ziet ruggenmerg eruit
``` Vlindervormig Omgeven door hersenvliezen 3 hoornen - voorhoorn - achterhoorn - zijhoorn ```
138
Waaruit bestaat ruggenmerg
Grijze stof ( beetje wit)
139
Wat voor vezels heeft Voorhoorn ruggenmerg
Motorische vezels
140
Wat voor vezels ontvangt achterhoorn
Sensibele vezels
141
Wat voor vezels heeft de zijhoorn
Orthosympatische zenuwen
142
Wat vormen zijhoornen samen
Grensstreng
143
Wat zijn schakelcellen
Zorgen voor vele verbindingen tussen de motorische , sensibele en orthosympatische vezels
144
Pathways is
Neuronen netwerk waar alle informatie ligt opgeslagen Verschillende dendrieten van 1 neuron maken contact met dendrieten van een volgend neuron Zo onstaat pathway
145
Herstellen individuele neuronen zich
Nee | Andere neuronen kunnen wel functies overnemen
146
Plasticiteit is
Andere neuronen nemen functies over van beschadigde neuronen in het centrale zenuwstelsel Bijv na hersenbloeding Veel oefenen Afhankelijk van leeftijd, voedingstoestand, motivatie.
147
Kunnen perifeer gelegen neuronen zich herstellen
Ja dmv sprouting
148
Perifere zenuwstelsel bestaat uit
- 12 paar hersenzenuwen | - 31/33 ruggenmergzenuwen (spinale zenuwen)
149
2 soorten zenuwen
- motorische zenuwen ( efferent czs naar periferie geven effect) - sensibele zenuwen ( afferent periferie naar czs geven geviel
150
Voorhoorn
Treden motorische vezels naar buiten Naar spieren Geven efferent effect
151
Achterhoorn
Vervoert afferent effect Gevoel Komen uit periferie
152
Sprouting is
Uit beschadigde uiteinden groeien nieuwe zenuwen op zoek naar herstel van het contact
153
Te kort aan transmitters geeft
``` Sommige spierziekten ( verlamming/ spasme) Vormen van depressie Zenuwstelsel is niet meer in staat boodschappen door te geven ```
154
Stimulatie van cellen in de huid of bindweefsel brengt activiteit op gang in
Afferente zenuwcellen naar het czs toe
155
Nervus trigemines
5 e hersenzenuw Drielingzenuw/ 3 takken Schade aangezichtspijn Motorisch sensorisch
156
Nervus faciales
7 e hersenzenuw Aangezichtszenuw Aangezichtsverlamming Motorisch
157
Nervus vagus
10 e hersenzenuw Zwevende zenuw Sensorisch Hart, buik
158
Axon is omgeven door
- myelineschede | - mergschede
159
Dikke vezels
- II & III vezels - myeline schede - snelle geleiding - reageert op zachte stimulatie - wordt meestal als prettig en ontspannend ervaren - geeft aangename sensatie
160
Dunne vezels
- geleiden prikkels langzaam - type IV - type 1 motoriek - voornamelijk gestimuleerd door hardere scherpere massage technieken - geven een zekere pijn sensatie Reageert bij weefselschade ( bindweefselmassage ) als activerend ervaren
161
Welke zenuwvezels worden geprikkeld bij diepe haaltechnieken
Dunne vezels
162
3 lagen van ons brein van oud naar nieuw
Archi Paleo Neoniveau
163
Wat is de functie van het archiniveau
Oudste brein Reptielen brein Instinct( honger, dorst, agressie, reflex, ademhaling 1 e wat we nodig hebben
164
Wat is de functie van het Paleo niveau
- midden - zoogdierenbrein - emoties - automatische bewegingen - lichaamshouding - uitdrukkingen - verwerken van reuk Sterk beïnvloedbaar door leerprocessen Baby: veilig tevreden is rustig, slapen Ongenoegen: huilen
165
Wat is de functie van neo niveau
``` Nieuw Homonoiden brein Ontwikkeling van 2/3 jaar tot rond 20e - denken - bewust zijn - taal - leren - herkennen - herinneringen ```
166
Reflexbrein is
Archiniveau Ruggenmergniveau Geen controle : elke beweging van buigers roept reactie op van strekker ( loopbeweging bij baby’s)
167
Vitale brein is
Archiniveau Hersenstam Vegatieve functie : hartritme, ademhaling, spijsvertering In teken van primaire levensbehoefte: veiligheid, warmte, eten, drinken
168
Niveau Emotionele brein
``` Paleo niveau Centrale gedeelte schedel Limbisch systeem ( regelt en steuctureerd onze emotionele waarneming en stressreactie : angst is harder lopen ```
169
Niveau intuïtief brein en logisch brein
Neo niveau Latere leeftijd Remmende invloed op het lager gelegen deel van zs - Intuïtieve deel: eerder tot ontwikkeling Rechter hersenhelft ( linkshandige vaak meer dominant) - logisch brein: linkerhersenhelft
170
Superpositie fenomeen is
Hogere ( jonge) delen ( neo)van het centrale zenuwstelsel controleren de lagere delen ( archi) Motoriek baby zijn reflexen ( reflexbrein archi) Kind emotioneel - wordt motoriek versterkt ( Paleo) Kind leert kruipen en lopen = instaat reflexen te kunnen controleren ( neo) Oudere ( lagere) delen van zs kunnen zich aan controle onttrekken Weddenschap 50€ 10 sec vinger in vlam - je dwingt jezelf dit te doen ( logischbrein neo) - na 1 sec schade zo groot ( reflexbrein onttrekt zich aan controle hoger hand) - hand trekt terug = archi niveau
171
Inhibitie is
Mogelijkheid van controle van hogere delen op lagere delen
172
Anatonomische indeling zs
- centraal zenuwstelsel | - perifeer zenuwstelsel
173
Functionele indeling zs
- animaal / somatisch zs | - vegatief / autonoom zs
174
Wat is het animaal zenuwstelsel
``` Somatisch zs Levensgeest Motoriek ( bewegen) Sensoriek ( zintuigen, waarnemingen) Onder controle van onze wil ``` Sporten - spieren werken = animaal Hartfrequentie omhoog = vegatief
175
Wat is het vegatief zs
``` Autonoom Ervaren we onbewust Ten dienste van homeostse - metabolisme ( stofwisseling - absorbatie ( opname stoffen - excretie ( uitscheiding stoffen - secretie ( opname stoffen - groei - voortplanting ```
176
Het vegatieve zs bestaat uit
``` - Hormonaal deel Ligt in hypothalmis - hormoonaanmaak Adrenaline ( snelle stoot, lichaam in actie) Cortisol ( langwerkend, stress€ - Nerveus systeem Efferente zenuwen ```
177
Vegatieve ( autonome ) zs is onder te verdelen in
- parasympathicus | - orthosympathicus ( sympathisch)
178
Parasympathische zs innerveert vooral de
- ingewanden van borst, buik en bekken - geslachtsorganen - pupil - traan- en andere speekselklieren - en andere structuren aan het hoofd
179
Parasympathicus heeft de overhand als het lichaam
In rust is En bij herstelprocessen en opbouw processen = trofotrope functies Anabool= bouwd weefsel op ( denk aan anabole steroïden) Alertheid Ontspannend Darmen gaan werken als lichaam in rust is
180
De ortho sympathicus heeft de overhand als het lichaam
In actie is
181
Parasympathicus heeft ..... verbinding met de huid
Geen
182
Ortho sympaticus heeft ..... verbinding met de huid
Wel
183
Waar ontspringt para sympathische Zw uit
Enkele centra in hersenstam en uit enkele delen laag in de rug ter hoogte van heiligbeen Staan via zs weer met elkaar in contact
184
Het para sympathische systeem kent welke ganglia
- hersenstam | - heiligbeen
185
Tot welke zenuwstelsel behoort de nervus pelvicus
``` Tot het parasympatisch zenuwstelsel Is autonoom Heeft met ingewanden te maken Ganglia is heilig been Sacrale plexus ```
186
Tot welke zenuwstelsel hoort de nervus vagus
``` Tot het parasympatische zs 10e hersenzenuw Zwerver- buik/ borst holte Effect op longen hart spijsvertering Ganglia is hersenstam Craniale plexus ```
187
Functies orthosympaticus
``` Ergotrope functies = actieve functies Verbinding met de huid Katabool ( stofwisseling stimulerend ten koste van weefsel) Alertheid Verkrampend ```
188
Ganglia ortho sympathische zs
- achterhoofd - nek - hoog tussen schouderbladen - midden van de thorax - Begin van de lumbale wervelkolom
189
Oorsprong ortho sympathicus
Grensstreng | Wervelkolom tussen cervicale 8, thoracale 1 en lumbale 2
190
Trofitrope is
- parasympathicus - herstel lichaam Energie opbouwend - actief tijdens rust - energie balans valt positief uit
191
Ergotrope
- ortho sympathicus - bereiden lichaam voor op actie - Bloeddruk omhoog - spiertonus omhoog - prikkelbaarheid neemt toe - energie balans valt negatief uit
192
Waar wordt de samenwerking tussen ortho- en para sympathicus geregeld
Limbisch systeem Hypothalamus en hersenstam Hoogste graad van besturing vegatieve zenuwstelsel
193
Limbisch systeem
Gedeelte van de hersenen dat betrokken is bij emoties, geheugen, leren, motivatie, herinnering . Seksueel - oudste delen - ligt om hersenbalk been
194
Welke centrums tunen in onderlinge samenwerking het vegatieve systeem
Limbisch systeem Hypothalamus Hersenstam = perifeer effect - orthosympathicus - parasympathicus
195
Wat doet Parasympathisch deel met pupillen, speeksel, hartslag, darmen
Pupil vernauwd Speeksel stimuleert Verlaagt hartslag Stimuleert darmbeweging Para sympathisch rust, ontspanning
196
Wat doet Ortho sympathisch deel met pupillen, speeksel, hartslag, darmen
Pupil verwijd Speeksel remt Verhoogt hartslag Remt darmbeweging Ortho sympathisch denk aan Schrikken, angst stress inspanning
197
Functie hypothalamus
Beïnvloed hormoon productie van adrenaline en cortisol
198
Welke zs activeert de hypothalus
Het orthosympatische systeem
199
Waar wordt adrenaline geproduceerd
Bijniermerg
200
Adrenaline is
Snelwerkend hormoon dat via bloedbaan de ortho sympathische werking versterkt
201
Werking adrenaline
Zorgt voor het vrijmaken van opgeslagen glucogeen in het lichaam en vetten uit de lever waardoor het lichaam meer energie krijgt om snel op stress prikkel te reageren Vasodilatatie = vaatverwijdend Vasoconstructie = vaatvernauwend - leidt tot verlaagd metabolisme met als gevolg verminderde weefseltrofiek
202
Waar wordt cortisol geproduceerd
Bijnierschors
203
Wat is cortisol
Lange termijn stress hormoon
204
Werking cortisol
Verhoogd glucosegehalte - remming van eiwit synthese in verschillende weefsels - verminderd ontstekingsreacties ( mastcellen geven minder histamine af) - remmende invloed op immuun systeem Bindweefsel zal verzwakken en verdunnen en trekkracht neemt af
205
Hoe heet de voorloper van het zenuwstelsel
Neutrale buis
206
Waarom doe je de segmentale op de rug
Omdat op de rug de oorspronkelijke segmentatie nog vrij duidelijk aanwezig is Via dit bindweefsel is het mogelijk een positief effect te krijgen op dieper gelegen organen Door segmenten te behandelen komt er meer balans in het vegatieve systeem
207
Noem de 3 kiembladen bij embryo
- buitenste kiemblad - opperhuid - haren - nagels - zintuigen - zenuwstelsel - middelste kiemblad - skelet - skelet spieren - bindweefsel - hartspier - binnenste kiemblad - luchtwegen - bloedvaten - binnenste darmkanaal
208
Wat is een segment
Alle structuren die bediend worden door een zenuwbundel ( spinale zenuw) incl ortho sympathische vezels Iedere spinale zenuw vormt een segment Deze segmenten bevatten kenmerkend huidgebied, eigen kenmerkende spieren, bloedvaten etc
209
Wat is een spinale vezel
Een uittredende bundel zenuwvezels vanuit het ruggenmerg ( geschiedt tussen 2 wervels) 1 gaat naar links en 1 naar rechts
210
Hoeveel zenuwpaten treden er uit nekwervels
8 paar | C 1 t/ m c 8
211
Cervivale zenuwparen zijn
Nekwervels | C 1 t/ m c 8
212
Hoeveel zenuwen treden er uit borst wervelkolom
12 | T 1 t/m t 12
213
Wat zijn thoracale zenuwen
Zenuwen uit birstwervelkolom | T 1 t/ m t 12
214
Hoeveel zenuwen treden er uit onderrug
5 lumbale | L1 t/ m l 5
215
Wat zijn lumbale zenuwen
Zenuwen uit onderrug 5 | L1 t/ m l5
216
Hoeveel zenuwen treden er uit heiligbeen
5 Sacrum | S1 t/m s5
217
Wat zijn sacrum zenuwen
Zenuwen uit heiligbeen | 5
218
Hoeveel zenuwen komen uit staartbeen
1 | Os coccyqeus
219
Hoeveel zenuwen treden uit ruggenmerg
- 8 paar nekwervels ( cervicaal) - 12 paar borstwervel kolom ( thoracaal) - 5 paar onderrug ( lumbaal) - 5 paar heiligbeen( sacraal) - 1 staartbeen ( os coccygues)
220
Dermatoom
Het huidgebied met onderhuidsbindweefsel
221
Myotoom
Spieren met bindweefsel
222
Sclerotoom of osteotoom
Kapsels, banden en botstructuur
223
Viscerotoom
Ingewanden structuren
224
Angiotoom of vasotomie
Bloedvaten
225
Sudotoom
Zweetklier
226
Pilotoom
Alle haartjes ( VfL kippenvel)
227
Welke reflexwegen zijn er
- tussen ingewanden enerzijds en huid, bindweefsel, en spieren anderzijds - tussen huid, spieren en gewrichten ererzijds en organen anderzijds - tussen organen onderling ( of spieren) behorend tot hetzelfde segment
228
Referred pain is
Geprojecteerde pijn Weerpijn Pijn - hart - dermatoom van gemeenschappelijke segmenten - pijn linkerarm
229
Hupertonie is
Verhoogde spierspanning
230
Nervus phrenicus bedient de
Vliezen van de organen Nek schouders C2 t/m c 4
231
Welke prikkels verlopen via se Nervus pelvicus
Prikkels uit de bekkeningewanden S2 t/m s4 Blaasprobkemen zorgen via deze weg voor koude voeten Pijn in de rug - menstruatie
232
De confrontatie met nieuwe situaties doorloopt de volgende fasen
- signalering ( opmerken van verandering) - analyse ( ontleden van de situatie) - herkenning ( eerder doorgemaakt? - inventarisering ( welke aanpassingen en effect was er toen) - respons ( antwoord if reactie op nieuwe situatie)
233
Alarmfase kost veel energie | Heeft .... trope karakter
Ergotrope ( actie) Daarna kapot, energie eruit Trofotroop vallen stil ( slaap, spijsvertering)
234
3 reactie patronen in de alarmfase
- fight ( vechten) - flight ( vluchten) - Freeze ( bevriezen)
235
Welke 4 grote stressoren onderscheiden we
- fysiek ( tastbaar op lichaam) - psychisch ( ego geest - sociaal ( samenwerking - zingeving ( doel van het leven Staan met elkaar in verbinding Langere tijd periode van stress = burn out
236
Wat is selectiviteit
Het vermogen van een persoon snel te kunnen omschakelen Alarm - aanpassing - herstel fase - hoog - midden - laag ( veel spanning, lang in alarmfase , bang en onzeker)
237
Welke bindweefselzones zijn er
- gestoorde gevoelswaarneming ( voelt soms ruwer aan) - lokale verandering in diorbloeding - lokale verandering van zweetproductie / kippenvel
238
Triggerpoint is
1 punt in een segment met een verlaagd prikkeldrempel | Uiten in overgevoeligheid of warmtewisseling
239
Huidzone is
Verandering in de bovenste verschuivingslaag ( tussen de cutis en Subcutis)
240
Bindweefselzone is
Verandering in de onderste verachuivingslaag ( tussen Subcutis en fascie)
241
Verschil huidzone en bindweefselzone
Bindweefsel zones geven zichtbare veranderingen aan lichaamsoppervlak - weefsel intrekkingen ( dellung - zwellingen ( quellung)
242
Hoe ontstaan bondweefselzones
Door crosslinks Oudere bindweefselzones Minder gevoelig maar masseren vaak pijnlijk Niet zomaar masseren
243
Wat is een objectief effect van de bindweefsel massage
Positief - afname huidweerstand - afname bindweefselspanning Negatief - toename huidweerstand - toename huidvochtigheid ( zweten) - toename bindweefsel spanning - kippenvel
244
Wat is een subjectief effect van de bindweefsel massage
Positief - loomheid - vermoeidheid Negatief - koude- / en of tochtgevoel - onrustgevoelens - misselijk - hoofdpijn - benauwdheid - pijnlijke techniek ervaring
245
Bij de segmentale behandeling wordt het ......systeem geprikkeld en als reactie hierop volgt een ....... systeem antwoord
Orthosympatische systeem geprikkeld | Antwoord is parasympatisch
246
Poorttheorie is
Pijnprikkels die het ruggenmerg bereiken via dunne vezels ( IV) worden verder geleid naar diverse pojncentra inner hersenen Stimulatie van dikke vezels ( II en III) zou de prikkelheliding kunnen remmen Gelijktijdig binnen komen van informatie van dikke en dune vezels- wordt poort geblokkeerd voor dunne vezels Ergens pijn ( dunne IV vezels) en je wrijft over de pijnlijke plek worden gelijktijdig de dikke en dunne gestimuleerd . De dunne vezels worden bij de poort geblokkeerd - alleen dikke vezels bereiken de hersenen
247
Postexcitatoire depressie =
Verlaging van activiteit | Loomheid na massages
248
Endorfines =
Door bepaalde hersencellen geproduceerde lichaamseigen morfine Pijnonderdrukkend, geluk, euforie Kan vrijkomen bij pijn, angst, grote inspanning, liefde
249
Placebo tegenhanger
Nocebo
250
Verklaringsmodellen bindweefsel
- Mechanische verklaring - degranulatie mastcellen - beïnvloeding fibroblasten - lokale circulatie - neutrale verklaring - poorttheorie meelzack en wal - post excitatoire depressie - endorfines - placebo
251
Lokale indicaties cosmetisch accent zijn
- rosacea zonder actieve ontsteking - afwijkingen in talgafscheiding zonder actieve ontstekingen - sebostase - seborrhoe - acne - teles - congestieve huid ( rode gestuwde huid) - degeneratie - atrofische huid - rimpels en plooien - straie - panniculose - voorbehandeling chirurgische ingreep
252
Door bindweefselmassage kan invloed worden uitgeoefend op de activiteit van het ......... zs
Orthosympatische zs
253
Rosacea
Rood als een roos | Geen comedonen
254
Sebostase
Vetarm | Stofwisseling stimuleren - weerbaarder huid
255
Seborroe
Vet, verdikt, verminderde doorbloeding
256
Acne
``` Actief = segmentaal Passief = lokaal ```
257
Teles
Blijvende verwijde bloedvaten | Gevolg degeneratie bloedvaten bindweefsel
258
Congestieve huid
Rode gestuwde huid
259
Oorzaken congestieve huid
Hoge bloeddruk Maag en darm en lever stoornissen Invloeden van het climacterium ( overgang)
260
Degeneratie is
Teruggang in conditie en functie van weefsel en organen
261
Atrofische huid kenmerkt zich door
Verschrompeling door celvermindering
262
Wat wordt afgebroken door toename elastase
Elastine | Toename elastase breekt elastine af - stugger worden van collageen
263
Zijn crosslinks te verbreken
Alleen beginnende crosslinks | Eenmaal vastgelegde crosslinks zijn middels massage amper te verbreken
264
Welke factoren worden in verband gebracht met het ontstaan van panniculose
- hormale invloeden ( oestrogeen) - circulatiestoornissen ( te weinig beweging - voedingsgewoonten - erfelijk
265
Waarom is bindweefsel massage goed voor chirurgische ingreep
De doorbloeding wordt verbeterd waardoor genezing sneller zal plaats vinden
266
Absolute contra indicaties
- koorts - hartklachten - bloeddruk problemen - algehele malaise - hemofilie ( erfelijk, verlengde stollingstijd - maligne tumoren ( kwaadaardig) - na 7 e maand zwangerschap ( fehl reactie kan leiden tot vroeggeboorte - specifieke medicatie - bloedverdunners ( macroumar Sintrom mitis Ascal Aspirine) - middelen met glucocorticosteroiden Kenacort Prednison Hydrocortisom - infectiegevaar - Allergische constritutie -
267
Relatieve contra indicaties
Meestal wel segmentaal Kan vaak het lokale weefsel met mildere massage vormen behandelen - CVA acute verstoring van bloedcirculatie in hersenen die gepaard gaat met plaatselijke neurologische uitvalsverschijnselen - Parkinson - Diabetes - perifeer zs ( geen sensibele informatie kunnen geven) - specifieke medicatie - pijnstillers ( voltaren, brufen) - bètablokkers ( remmend op symp systeem - sederende medicatie ( vlakken emotie af - eczeem - voor de 7e maand - lage selectieve werking zs
268
Wanneer spreken we van een zone
Als de spanning in een omschreven gebied afwijkt van wat als normaal beschouwd mag worden
269
Wat onderzoeken we bij de inspectie
- oppervlakte lipiden ( talg - normaal , verhoogd, verlaagd) - huidstructuur ( normaal, grof, fijn - pigmentatie - haargroei - vascularisatie ( teles, spinnaevi, zonnebrand - bijzonderheden ( papels, pustels, Mila - weefselspaning ( statische rimpels ( altijd aanwezig, ongeacht mimiek Dynamische rimpel ( mimische spieren, gewoonterimpels Gravitatie rimpels( uitzakken huid, wang, hals Natuurlijke rimoels( lachplooi
270
Wat onderzoeken we bij visuele inspectie
- afwijkingen - verkleuringen - haargroei - quellung - deelung
271
Wat onderzoeken we bij tactiel onderzoek
- temperatuur - capillaire refill ( vinger loodrechte druk- huid gelijk weer normaal - of verhoogd of verlaagd refill - turgor ( kleine huidplooi tussen duim en wijsvinger optillen tot rekveld - gelijk terugveren is normaal anders verhoogd of verlaagd - hydratatie ( aangesloten hand of vinger huid met minimale opwaartse druk verschuiven( craquelé achting is gedehydrateerd weefsel - reactiviteit ( mate waarin huid reageert
272
Welke handgrepen gebruik je bij tastonderzoek naar bindweefselzones
- plooimethode | - verschuifmethode
273
Hoe wordt de huidspanning aangeduid
``` += zone niet zichtbaar, geringe voelbare spanning ++= zone is zichtbaar, duidelijke tastbaar +++= zone is duidelijk zichtbaar, goed tastbaar 0= stomme zone , cliënt voelt weinig tot niets ```
274
Tempo massage bij veel spanning
Langzaam
275
Tempo massage huid met weinig spanning
Snel
276
Welke type zenuwvezels stimuleer je met huidtechnieken
Dikke II/III vezels
277
Wat zijn de overgangstechnologieën
- s - u - harmonicagriff - plooien en plukken - spintechniek
278
Welke type vezels worden bereikt hij mild uitgevoerde techniek
Dikke II/ III vezels
279
Welke type vezels worden bereikt bij intensievere uitgevoerde techniek
Dunne IV vezels
280
Wat is een onderhuidsbindweefseltechniek
Gewebswasche | - rol en duimtecniek
281
Wat zijn diepere bindweefseltecnieken
- haaktecniek - haaltecniek - spier dascietecniek - periosttecniek
282
Welke vezels worden er bij de diepere bindweefseltecnieken gestimuleerd
Dunne iV zegels
283
In welke laag van de huid worden de kaak en haal techniek uitgevoerd
In de verschuivingslaag tussen de Subcutis en lichaamsfascie
284
Wat geeft het bereiken van de rekgrens bij diepere bindweeefseltechnjeken
Een scherpe en snijdende sensatie bij de cliënt
285
De spanning moet ..... tijdens een massag
Afnemen
286
Welke technieken prikkelen gemyeliniseerde zenuwvezels
huidtecnieken en overgangstecnieken - s - u - plooi en pluk - harmonica - spintecniek
287
Welke situaties leiden er soms toe dat toch een gemyeliniseerde prikkeling optreedt bij huidtecnieken en overgangstecnieken
- te intensieve toepassing | - verhoogde reactieviteit van het weefsel
288
Hoe herken je dat er een gemyeliniseerde prikkeling optreedt
- toenemende spanning - cliënt ernaast pijnlijk, scherp snijdend - roodheid
289
Welke technieken prikkelen ongemyeliniseerde zenuwvezels
- Gewebswasche ( bij intensieve toepassing - diepe technieken - haak - haal - diepe spiergascietecniek
290
Hoelang ga je door met huidtecnieken
Tot het weefsel een duidelijk tastbaar verminderde weerstand heeft
291
Hoelang duurt een s, u
2-3 sec
292
Hoelang duurt spintecniek
3 sec
293
Hoelang duurt plooi en pluk techniek
2 sec
294
Hoelang duurt harmonicagriff
4 sec
295
Hoelang duurt gewebswasche roltecniek
2-4 sec
296
Hoelang duurt gewebswasche duimtecniek
3 sec
297
Hoelang duurt haaltecniek
2 sec
298
Bij bindweefselmassage wordt de huid mechanisch geprikkeld waardoor
Fibroblasten vermenigvuldigen die de huid verstevigen door aanmaak van matrix en vezels
299
Mimische en gewoonterimpels kunnen worden vast gelegd doordat
Het weefsel dwarsverbibdingen maakt ( crosslinks)
300
De intensiteit van de behandeling is gabaseerd op
- de indicatiestelling - de selectivitet - soanningstoestand van weefsel - reactiviteit - actualiteit
301
Als je een fehl reactie krijgt is welk systeem verstoord
Vegatieve systeem
302
De selectiviteit bepaald de intensiteit van de massage | Bij lage selectiviteit
- uitleg bindweefselmassage | - licht aanraken, stimulatie II/III vezels ( dikke)
303
De selectiviteit bepaald de intensiteit van de massage | Bij middelbare selectiviteit
- stimulatie II / III vezels ( dik) | - kortdurend IV vezels ( dunne)
304
De selectiviteit bepaald de intensiteit van de massage | Bij hogere selectiviteit
Kort inleidend II en III | - meer IV vezels met hogere intensief op de pijnlijke plek
305
Wat doe je bij de directe fehl reactie
- techniek herhalen - mildere techniek toepassen ( huidtecnieken - ontstoringstechnieken toepassen( haak of lange haal technieken
306
Wat zijn ontstoringstechnieken
Haal en haak
307
Wat doe je bij de ontstoringstechnieken
Een korte tijd het orthosympatische zs hard en intensief prikkelen. Je ziet dan een switch in de activiteit binnen het systeem waardoor de activiteit aanzienlijk verlaagd wordt en iemand weer tot rust komt
308
Voor welke 2 ontstoringstechnieken kies je in eerste instantie
``` Bij behandeling gezicht, decolleté - borstgang Diepe lange haal in verloop onderste rib Bij behandeling van buik of benen - bekkengang Diepe lange haal langs bekkenkam ```
309
Welke ontstoringstechniek gebruik je bij hoofdpijn
- streken langs heiligbeenranden van beneden naar boven - haken rand achterhoofd op de grens van haarinplant naar boven - haken langs rand wenkbrauwen naar boven toe
310
Welke ontstoringstecniek gebruik je bij onwelzijn
- borsrgang: lange streek onder rib naar beide zijde of langs de zijde waar meeste klachten zijn - bekkengang: langs rand van bekken richting navel
311
Welke ontstoringstecniek gebruik je bij benauwdheid
- haken of lange strek langs de onderhand van sleutelbeen
312
Wat is de indirecte fehl reactie
Reactie tot 24 uur na de behandeling