1 - 50 Flashcards
de dag [m}
Tag
Tag
de dag [m]
de avond [m]
Abend
Abend
de avond [m]
waar
wo
wo
waar
Engels
englisch
englisch
Engels
wat
was
was
wat
het probleem
Problem
Problem
het probleem
de hand [f]
Hand
Hand
de hand [f]
de tafel [f]
Tisch
Tisch
de tafel [f]
ja
ja
twintig
zwanzig
zwanzig
twintig
de prijs [f]
Preis
Preis
de prijs [f]
duur
teuer
teuer
duur
negenennegentig
neunundneunzig
neunundneunzig
negenennegentig
het uur
Stunde
Stunde
het uur
de bus [m]
Bus
Bus
de bus [m]
de halte [m]
Haltestelle
Haltestelle
de halte [m]
het kaartje
Fahrkarte
Fahrkarte
het kaartje
de metro [m]
U-Bahn
U-Bahn
de metro [m]
de trein [m]
Zug, Bahn
Zug, Bahn
de trein [m]
eerste
erste
erste
eerste
tweede
zweite
zweite
tweede
het station
Bahnhof
Bahnhof
het station
het restaurant
Restaurant
Restaurant
het restaurant
de apotheek [m]
Apotheke
Apotheke
de apotheek [m]
links
links
rechts
rechts
het stoplicht
Ampel
Ampel
het stoplicht
de foto [f]
Foto
Foto
de foto [f]
zeggen
sagen
sagen
zeggen
het papier
Papier
Papier
het papier
de pen [f]
Stift, Füller
Stift, Füller
de pen [f]
de reservering [m]
Reservierung
Reservierung
de reservering [m]
de kamer [f]
Zimmer
Zimmer
de kamer [f]
de zeep [f]
Seife
Seife
de zeep [f]
de handdoek [m]
Handtuch
Handtuch
de handdoek [m]
de shampoo [m]
Shampoo
Shampoo
de shampoo [m]
de brief [m]
Brief
Brief
de brief [m]
het geld
Geld
Geld
het geld
klein
klein
het theater
Theater
Theater
het theater
de gids [m]
Fremdenführer
Fremdenführer
de gids [m]
het vlees
Fleisch
Fleisch
het vlees
zoeken
suchen
suchen
zoeken
het ziekenhuis
Krankenhaus
Krankenhaus
het ziekenhuis
de medicijn [f]
Medizin
Medizin
de medicijn [f]
de verkoudheid [m]
Erkältung
Erkältung
de verkoudheid [m]
de pijn [f]
Schmerz
Schmerz
de pijn [f]
het hoofd
Kopf
Kopf
het hoofd
de allergie [f]
Allergie
Allergie
de allergie [f]
