1 Flashcards
1
Q
toegang hebben tot
A
access
2
Q
avatar
A
avatar
3
Q
minachting
A
disdain
4
Q
nuchter
A
down-to-earth
5
Q
uitwijden over
A
elaborate
6
Q
wezen
A
entity
7
Q
ontwijken
A
evade
8
Q
opbeurend
A
exhilarating
9
Q
conclusies
A
findings
10
Q
lijfelijk bij betrokken
A
immersive
11
Q
veranderen
A
morph
12
Q
talloos
A
myriad
13
Q
wijdverbreid
A
pervasive
14
Q
titel van doctor
A
PhD
15
Q
bevolkingsdichtheid
A
population density
16
Q
voorloper van
A
precursor
17
Q
beroemd
A
renowned
18
Q
wereld (figuurlijk)
A
realm
19
Q
wrok
A
resentment
20
Q
versteld doen staan
A
stun
21
Q
het is hoogst waarschijnlijk
A
the odds are
22
Q
verstedelijking
A
urbanisation