1-100 Flashcards
evidence of adverse signs in tachycardia
shock, myocardi ischemia, HF, syncopewha
what should you do in case if pt is unstable with adverse signs and having tachycardia?
give up to 3 attempts synchronised DC shock, if that does not work, give amiodarone 300mg iv in 10-20 minuten AND repeat shock OR give procainamide 10-15mg iv in 20 minuten
what should you do in case if pt is stable without adverse signs and having tachycardia?
ask expert
assess duur qrs
assess regulalr vs irregular
if pre-excited atrial fibrillation is suspected, do NOT give the following drugs
adenosine, digoxine en verapamil en diltiazem
if polymorphic VT is suspected; ie torsades
give Mg 2mg over 10 min
explain the algorithm
Als elektische cardioversie niet leidt tot herstel van sinusritme en de patiënt onstabiel blijft, geef dan amiodaron 300 mg intraveneus gedurende 10-20 minuten of procainamide 10-15 mg IV gedurende 20 minuten en herhaal daarna de elektrische cardioversie. Een oplaaddosis amiodaron kan gevolgd worden door een amiodaron infuus van
900 mg in 24 uur
Atriale flutter en regelmatige smalcomplextachycardie kunnen vaak worden beëindigd door schokken met lagere energie: begin met
70-120 J bifasisch (100 J monofasisch).
De meest voorkomende regelmatige smalcomplex tachycardieën zijn:
Sinus tachycardie
AV nodal re-entry tachycardie (AVNRT, de meest voorkomende vorm van SVT)
AV re-entry tachycardie (AVRT), welke geassocieerd is met het Wolff-Parkinson-White (WPW) syndroom
Atriale flutter met regelmatige AV geleiding (meestal 2:1)
Een onregelmatige smalcomplex tachycardie is meestal
AF of soms een atriumflutter met variabele AV-geleiding (“wisselend blok”).
af controle bij hf
Overweeg ook amiodaron voor acute controle van de frequentie bij patiënten met atriumfibrilleren met hemodynamische instabiliteit en ernstig verminderde linker ventrikel ejectiefractie (LVEF). Geef voor patiënten met linker ventrikel ejectie fractie (LVEF) <40% de laagst mogelijke dosis bètablokker om een hartslag van minder dan 110 /min te bereiken. Voeg zo nodig digoxine toe. Overweeg voor frequentiecontrole bij patiënten met atriumfibrilleren met een LVEF ≥ 40% bètablokkers, digoxine, diltiazem of verapamil. Vraag zo nodig hulp aan deskundigen om de meest geschikte behandeling voor de individuele patient te bepalen.
mbt regelmatig smalcomplex tachycardie; Als er geen ernstige symptomen zijn en het ritme geen sinustachycardie is volg de volgende stappen.
Start met vagale manoeuvres: carotismassage of Vasalva manoeuvres. Een Vasalva manoeuvre (bv. geforceerde expiratie tegen een gesloten glottis) in rugligging is mogelijk de meest effectieve techniek. EBij een atriumflutter zal de ventriculaire respons vaak vertragen, waardoor fluttergolven zichtbaar kunnen worden.
Als de aritmie blijft bestaan en er geen sprake is van een atriumflutter is de volgende stap het toedienen van adenosine. Geef 6 mg adenosine als een snelle intraveneuze bolus. Als de ventriculaire frequentie tijdelijk vertraagt maar de aritmie blijft bestaan, zoek dan naar atriale activiteit zoals atriale flutter of andere atriale tachycardie en behandel die overeenkomstig. Als er geen effect is van de eerste dosis adenosine van 6 mg, geef dan een volgende bolus van 12 mg. Als deze ook geen effect heeft, geef dan nog een bolus van 18 mg. Met deze strategie kunnen 90-95% van de van de supraventrculaire tachyaritmieën worden beëindigd.
Stoppen van de tachyritmie door vagale manoeuvres of adenosine wijst erop dat het vrijwel zeker om een AV(N)RT was. Behandel een eventueel recidief nogmaals met adenosine of met een langer werkend middel dat de geleiding in de AV knoop remt zoals ditiazem of verpramil.
Als adenosine gecontraindiceerd is of of na het toediening ervan de regelmatige smal-complex tachycardie niet beëindigt zonder aanwijzingen dat het atrium flutter is, geef dan een calciumkanaalblokker (bijv. verapamil of diltiazem) of een bètablokker.
Sinustachycardie is
een veel voorkomende fysiologische respons op een stimuli, zoals inspanning of angst. Bij een zieke patiënt kan deze een gevolg zijn van vele pathologische stimuli, zoals pijn, koorts, anemie, bloedverlies en hartfalen. De behandeling is vrijwel altijd gericht op de onderliggende oorzaak; pogingen om een sinustachycardie te vertragen met behulp van anti-artimica maken de situatie erger.
AVNRT is
de meest voorkomende paroxysmale SVT, wordt vaak gezien bij patiënten zonder enige vorm van hartziekte en wordt zelden in de peri-arrest gezien. De AVNRT presenteert zich als een regelmatige smalcomplex tachycardie, vaak zonder zichtbare atriale activiteit op het ECG. De hartfrequentie ligt hierbij vaak ver boven die van een sinusritme in rust (60-120 /min).
AV re-entry tachycardia (AVRT) wordt gezien bij patiënten met een WPW-syndroom en is meestal ook goedaardig, tenzij er daarbij ook sprake is van structurele hartziekte. De AVRT presenteert zich meestal als een regelmatige smalcomplex tachycardie, waarbij ook vaak geen atriale activiteit op het ECG kan worden gezien.
Atriale flutter met regelmatige AV-geleiding (vaak 2:1-blok) produceert een regelmatig smalcomplex tachycardie waarbij het moeilijk kan zijn om atriale activiteit te zien en fluttergolven met vertrouwen te identificeren, dus het kan aanvankelijk niet te onderscheiden zijn van AVNRT en AVRT. Wanneer atriale flutter met 2 :1 blok of zelfs 1:1 geleiding gepaard gaat met bundeltakblok
produceert het een regelmatige breed-complexe tachycardie die gewoonlijk erg moeilijk te onderscheiden is van VT. Als dit soort ritmes als VT worden behandeld, is dat meestal succesvol of vertraagt dat de ventriculaire frequentie, waardoor het ritme dan wel geïdentificeerd kan worden. Meestal heeft een typische atriale flutter een atriale frequentie van ongeveer 300 /min. Een atriale flutter met een 2:1-blokkade resulteert dan ook meestal in een tachycardie van ongeveer 150 slagen /min. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat veel hogere frequenties te wijten zijn aan atriale flutter met een 2:1-blokkade.
Sporadisch kan een zeer snelle (meestal > 250 /min) smalcomplex tachycardie het hartminuutvolume zodanig verminderen dat de pols niet voelbaar is en het bewustzijn daalt. Als de patiënt geen pols heeft en buiten bewustzijn is, is er sprake van
polsloze elektrische activiteit (PEA) en moet u beginnen met reanimeren. Aangezien de aritmie mogelijk kan worden behandeld met een DC-schok, is dit een indicatie voor directe gesynchroniseerde cardioversie. Dit is een uitzondering op het niet-schokbare poot van het ALS-algoritme.
het gaat hier om Snelle smalcomplex tachycardie zonder pulsaties
Een onregelmatige breedcomplex tachycardie is meest waarschijnlijk
atriumfibrillatie met een bundeltakblok. Een andere mogelijkheid is AF met ventriculaire pre-excitatie (‘Wolff- Parkinson-White’ (WPW) syndroom). In het laatste geval is er meer variatie in de vorm en breedte van het QRS complex dan bij AF met een bundeltakblok. Een derde mogelijkheid is een polymorfe VT (bv. ‘torsades de pointes’), alhoewel dit ritme onwaarschijnlijk is zonder ongunstige symptomen.
Zoek hulp van een expert met het beoordelen en behandelen van irregulaire breedcomplex tachycardiëen. Is het AF met bundeltakblok, behandel het dan als AF met smalcomplex. Als mogelijk sprake is van AF/flutter met ventriculaire pre-excitatie, gebruik dan
geen adenosine, digoxine, verapamil of diltiazem. Deze medicijnen blokkeren de AV-knoop en veroorzaken daardoor een relatieve toename van de pre-excitatie, wat kan leiden tot nog gevaarlijkere tachycardieën.
Behandel een torsades de pointes door
alle medicatie, die de QT-tijd kan verlengen te stoppen. Corrigeer elektrolytstoornissen, met name hypokaliëmie. Geef magnesiumsulfaat 2 g intraveneus in 10 minuten. Zorg voor specialistische hulp, omdat er andere behandelingen geïndiceerd kunnen zijn (zoals overdrive pacing) om een recidief te voorkomen als de ritmestoornis eenmaal is verholpen. Als er ongunstige verschijnselen ontstaan (wat gebruikelijk is), regel dan direct dat er gesynchroniseerd gecardioverteerd kan worden. Als de patiënt geen pulsaties meer heeft, defibrilleer dan meteen (conform de schokbare poot van het ALS algoritme).
Een regelmatige breedcomplex tachycardie is meest waarschijnlijk
een ventrikeltachycardie of een SVT of sinustachycardie met een bundeltakblok.
Het QT-interval wordt gemeten van
het begin van het QRS-complex tot het einde van de T-golf. Het interval varieert met leeftijd, geslacht en hartfrequentie. Er kunnen correcties worden aangebracht om het interval bij verschillende hartfrequenties te kunnen beoordelen. De bovengrens voor het QT-interval is 0,44 s voor mannen en 0,46 s voor vrouwen.
Verlenging van het QT-interval voor ventriculaire aritmieën. Het is een een hoog risico kenmerk in combinatie met
yncope, waarbij monitoring noodzakelijk kan zijn
bij verlengd qtc tijd Afwijkingen kunnen
erfelijk (Lang QT-syndroom, Brugada-syndroom) of verworven zijn (b.v. medicamenteus, ischemie, hypothermie en elektrolytstoornissen zoals hypokaliëmie).
Bradycardie is gedefinieerd als een hartritme met een frequentie < 60 slagen per minuut. Veelvoorkomende oorzaken van bradycardie zijn:
Fysiologisch (bijv. bij atleten)
Cardiaal (bijv. myocardinfarct, myocardischemie, sick sinus syndroom)
Niet-cardiaal (bijv. vasovagale respons, hypothermie; hypoglycemie; hypothyreoïdie, verhoogde intracraniële druk)
Geneesmiddeltoxiciteit (bijv. digoxine, bètablokkers of calciumkanaalblokkers)