0001-0099 Flashcards

1
Q

wie a zegt; moet ook b zeggen

A

sacado el vino; hay que gastarlo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geen kaas gegeten hebben van iets

A

no saber la cartilla

la cartilla = abc-boekje, (aantkeken)boekje

cartilla (de ahorro), libreta (de ahorro) = spaarbankboekje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de krant van a tot z lezen

A

leer el periódico de arriba abajo

leer desde el principio hasta el fin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

iets van a tot z vertellen

A

referir una cosa detalladamente

referir los hechos = verslag uitbrengen over de gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een passage van a tot z overschrijven

A

copiar un pasaje íntegro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een document van a tot z doorlezen; een document van begin tot einde doorlezen

A

leer un documento desde el principio hasta el fin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hij is zo sluw als een vos

sluw, gewiekst, geslepen, uitgekookt, gehaaid, listig

A

es astuto como el zorro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(het is) altijd hetzelfde liedje

A

volver siempre a la misma canción

la eterna canción = het oude liedje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aan de kapstok ophangen

A

colgar de la percha

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

twijfelen aan de waarheid van een verhaal

A

dudar de la veracidad de un relato

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hij staat altijd aan onze zijde

A

siempre está de nuestra parte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aan de ene kant … en aan de andere kant

A

por una parte … y por otra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

avond aan avond

A

noche tras noche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

twee aan twee

getweeën

A

de dos en dos

para expresar que algunas personas o cosas van apareadas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

per tien

A

por decenas

por docenas = per twaalf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pas op!

A

¡alerta!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

op zijn hoede zijn

A

tener el ojo alerta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

zijn werk met volle overgave doen

A

poner el alma en su trabajo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

kijk uit!

A
  1. ¡atención!
  2. ¡cuidado!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

aandacht besteden aan

A

prestar atención a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

let goed op mijn woorden!

(in de u-vorm)

A

¡ponga mucha atención a mis palabras!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

mag ik even jullie aandacht?

A

¡atención; por favor!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de aandacht vestigen op

A

llamar la atención sobre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

strak aankijken

A

mirar con fijeza

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

naar de leraar luisteren

A

atender al profesor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

deze man denkt altijd overal aan

A

este hombre siempre atiende a todo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

let goed op!

A

¡fíjate bien!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

pas op voor zakkenrollers!

A

¡ojo con los rateros!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

contract aangaan voor de levering van het water

A

contratar el suministro del agua

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

bij openbare aanbesteding,
openbaar aanbesteden

A
  1. por subasta pública
  2. sacar a concurso público
  3. someter a licitación pública
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

met nadruk aanbevelen

A

recomendar encarecidamente, recomender calurosamente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

het gouden kalf aanbidden

(in de Joodse oudheid)

A

adorar el becerro de oro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

in blinde aanbidding liggen/zijn voor

A

estar en adoración ciega ante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

een akkoord aanbieden

A

proponer un arreglo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

een geschenk aanbieden aan

A

hacer un regalo a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

een onderscheiding aanbieden

A

ofrendar una condecoración

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

de kat de bel aanbinden

A

poner el cascabel al gato

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

de strijd aanbinden tegen

A

trabar la lucha contra

een discussie starten = trabar/iniciar una conversación

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

bij de eerste aanblik

A

a primera vista

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

de wet van vraag en aanbod

A

la ley de la demanda y oferta

41
Q

dit ruikt aangebrand

* (ver) schroeien
* (ver) zengen

A

esto huele a socarrado

socorrar

42
Q

het smaakt aangebrand

A

sabe a quemado

43
Q

zijn ogen niet kunnen afhouden van

A

no poder quitar los ojos de

44
Q

iets met veel belangstelling volgen

A

seguir una cosa con gran interés

45
Q

hebben jullie hier belangstelling voor?

A

¿tenéis interés por esto?

46
Q

ik ben een en al oor

A

soy todo oídos

47
Q

wegdromen

A

estar en Babia

48
Q

zich volledig concentreren op

* gespitst zijn op
* alle aandacht richten op

A

poner los cinco sentidos en

49
Q

ik zal er verder geen woord aan vuilmaken

A

no gastaré saliva en balde

50
Q

ik vind lichte muziek prettig

* behagen
* aangenaam zijn
* bevallen

A

me agrada la música ligera

51
Q

aangenaam getroffen zijn door

A

sentirse gratamente emocionado por

52
Q

het is hier lekker warm

A

hace una temperatura agradable aquí

53
Q

prettig met u kennis te maken

A

¡encantado de conocerle!

54
Q

er stond in de keuken iets aan te branden

A

en la cocina se quemaba algo

55
Q

iemands aandacht in beslag nemen

A

acaparar la atención de u.p.

56
Q

alle aandacht concentreren op

A

concentrar toda la atención sobre

57
Q

iets onder iemands aandacht brengen

A
  1. señalar u.c. a la atención de u.p.
  2. atraer la atención de u.p. sobre u.c.
58
Q

onze aandacht verdienen

A

merecer nuestra atención

59
Q

aan de aandacht ontsnappen

A

escapar de la atención

60
Q

iets met gespannen aandacht volgen

A

seguir una cosa con tensa atención

61
Q

de aandacht trekken

A

llamar la atención

62
Q
  1. de aandacht op zich vestigen
  2. de aandacht trekken
A

hacerse notar

63
Q

deel hebben aan

A

tener parte en

64
Q

aandeel hebben in de winst

A

tener participación en las ganancias

65
Q

een maatschappij met aandelen

A

una sociedad por acciones

66
Q

aandeel aan toonder

A

la acción al portador

67
Q

aandeel op naam

A

la acción nominal

68
Q

zijn stem beefde van emotie

A

le temblaba la voz con emoción

69
Q

indringend vragen

A

pedir con insistencia

70
Q

aangenaam!

A

¡mucho gusto!

71
Q

ik zie tot mijn genoegen dat zij er ook zijn

A

veo con mucho gusto que ellos están también

72
Q

deze tuin is een lust voor het oog

A

este jardín da gusto verlo

73
Q

een groot plezier doen

A

dar un gusto grande

74
Q

een erg gezellig restaurant

A

un restaurante muy acogedor

75
Q

een prettig/vriendelijke mens

A

una persona amable

76
Q

aardig zijn tegen

A

mostrarse amable con

77
Q

een gezelschapsmens

A

un ser sociable

78
Q

zich thuis voelen

A

estar en su ambiente

79
Q

zich als een vis in het water voelen

A

estar como un pez en el agua

80
Q

zich op zijn gemak voelen

A

estar a sus anchas

a mis/tus/sus anchas = vrij(uit), ongeremd, op mijn/je/zijn gemak

campar a sus anchas = onbelemmerd zijn gang (kunnen) gaan, vrij spel hebben

81
Q

wat een opluchting dat hij toch gekomen is!

A

¡qué suerte que haya venido!

82
Q

hij is dol op reizen

A

le encantan los viajes

83
Q

ik vind hem aardig

A

me cae simpático

84
Q

op betaling aandringen

A

insistir en el pago

85
Q

op aandringen van (verzoek)

A

a instancias de

86
Q

wartaal uitslaan

A

soltar incoherencias

onsamenhangend = ser incoherente

87
Q

een reeks verwensingen

A

una retahíla de insultos

una retahíla = reeks, sliert, serie, stroom

88
Q

een aaneenschakeling van ongelukken

(tegenspoed, ellende, misère)

A

una cadena de desdichas

por desdicha = helaas, jammer genoeg, ongelukkigerwijs

89
Q

een contract aangaan/afsluiten

A

firmar un contrato

90
Q

een huwelijk aangaan

A

contraer matrimonio

91
Q

een overeenkomst aangaan

A

hacer un convenio

92
Q

een weddenschap aangaan

A

hacer una apuesta

93
Q

dat gaat mij niets aan

A
  1. no me importa nada
  2. no es asunto mío
94
Q

een aangeboren ziekte

A

una enfermedad congénita

aangeboren (medisch) = congéntio
aangeboren (eigen, biologisch) = innato

95
Q

aangenaam in de omgang

A

afable en el trato

96
Q

het is aangenaam van smaak

A

es agradable de gusto

97
Q

aangenaam verrast zijn

A

quedarse gratamente sorprendido

98
Q

het aangename met het nuttige verenigen

A

mezclar lo útil con lo agradable

99
Q

bij iedereen geliefd zijn

A

ser bienquisto de todo el mundo