0-100 Flashcards
50 A, 10 B, 10 C1, 10C2, 10D
ACHTERNAAM
ACHTERNAAM
heten
heten
KENNISMAKEN
KENNISMAKEN
MEISJESNAAM
MEISJESNAAM
NAAM
NAAM
NAAM meerdere regio’s
NAAM meerdere regio’s
VOORNAAM
VOORNAAM
DAG groet
DAG groet
GAAT-WEL
GAAT-WEL
GEFELICITEERD
GEFELICITEERD
GEFELICITEERD…
GEFELICITEERD…
GOED
GOED
GOED…
GOED…
GOED: GAAT-HET-GOED?
GOED: GAAT-HET-GOED?
GOED: GAAT-HET-GOED?…
GOED: GAAT-HET-GOED?…
GOEDEMIDDAG
GOEDEMIDDAG
GOEDEMIDDAG…
GOEDEMIDDAG…
GOEDEMORGEN
GOEDEMORGEN
GOEDEMORGEN…
GOEDEMORGEN…
GOEDENACHT
GOEDENACHT
GOEDENACHT…
GOEDENACHT…
GOEDENAVOND
GOEDENAVOND
GOEDENAVOND…
GOEDENAVOND…
GROETEN DOEN
GROETEN DOEN
HALLO
HALLO
HOE-GAAT-HET
HOE-GAAT-HET
HOE-GAAT-HET…
HOE-GAAT-HET…
OK
OK
PRIMA
PRIMA
TOT-DE-VOLGENDE-KEER
TOT-DE-VOLGENDE-KEER
TOT MORGEN
TOT MORGEN
TOT STRAKS
TOT STRAKS
TOT-ZIENS
TOT-ZIENS
TOT-ZIENS in groep
TOT-ZIENS in groep
ANTWOORD/ANTWOORDEN
ANTWOORD/ANTWOORDEN
DOEN
DOEN
DOEN…
DOEN…
DOEN: NIET DOEN
DOEN: NIET DOEN
GEVEN
GEVEN
GEVEN…
GEVEN…