. Flashcards
Assimilatie, fotosynthese, verbranding en gisting
Stofwisselingsprocessen
Waar bestaan enzymen uit?
Eiwitten
Hoe werken enzymen
Specifiek
De snelheid waarmee een enzym een reactie versneld
Enzymactiviteit
Wat beïnvloed de enzymactiviteit volgens een optimumkromme
Temperatuur en zuurgraad
Wat geeft de zuurgraad (pH) aan?
Of een oplossing zuur, neutraal of basisch is
Conserveren
Voedsel behandelen zodat het niet of minder snel bederft
Invriezen
De temperatuur verlagen tot -18 graden
Koelen
De temperatuur verlagen tot 4 graden
Pasteuriseren
Verhitten tot 72 graden
Steriliseren
Verhitten tot 130-140 graden
Drogen
Onttrekken van water aan het voedsel
Additieven
Stoffen die aan producten worden toegevoegd om ze langer houdbaar of aantrekkelijker te maken
Voedingsmiddelen
Alle producten die je eet of drinkt
Voedingsstoffen
De stoffen waaruit voedingsmiddelen bestaan
Voedingsvezels
Onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel (bevorderen de darmbewegingen en de stoelgang)
Wat is glycogeen?
Een reserve stof (een deel van de opgenomen koolhydraten wordt omgezet in glycogeen)
Waar worden teveel opgenomen koolhydraten in omgezet?
Vet
Waarvoor dienen verzadigde vetten?
Als brandstof (teveel verzadigde vetten zorgt voor meer kans op hart- en vaatziekten)
Waar dienen onverzadigde vetten voor?
Als bouwstof
Wat toon je aan met teststrookjes?
Glucose
Wat kun je met joodoplossing aantonen?
Zetmeel
Grondstofwisseling
De stofwisseling van het lichaam in rust
Volgorde verteringskanaal
Mond, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, dunne darm, dikke darm, endeldarm en anus
Vertering
Het afbreken van voedingsstoffen die niet door de darmwand kunnen in verteringsproducten die wel door de darmwand heen kunnen en in het bloed kunnen worden opgenomen
Wat wordt verteerd?
Eiwitten, de meeste koolhydraten en vetten
Wat wordt er niet verteerd?
Glucose, mineralen, vitaminen en water
Waar worden verteringssappen gemaakt?
Verteringsklieren (bevat enzymen)
Darmperistaltiek
Samentrekken en ontspannen van de kringspieren en de lengtespieren in de wand van het hele verteringskanaal
Mondholte met gebit en speekselklieren
Functie gebit: het voedsel in kleine stukjes verdelen (kauwen)
Functie speekselklieren: speeksel produceren
Functie tong: voedsel van de mondholte naar de keelholte duwen
Functie huig: de neusholte afsluiten als je slikt
Functie strotklepje: de luchtpijp afsluiten als je slikt
Slokdarm
Functie: het voedsel verplaatsen van de keelholte naar de maag
Maag
Functie: het voedsel tijdelijk opslaan
Maagportier: kringspier die de maag afsluit
Maagsapklieren: produceren maagsap
Lever
Functie: gal produceren
Alvleesklier
Functie: alvleessap produceren
Twaalfvingerige darm
Functie: gal en alvleessap vermengen met de voedselbrij
Dunne darm
Functie: water met voedingstoffen en verteringsproducten opnemen in het bloed
Blinde darm met wormvormig aanhangsel
Bij blinde darmontsteking is het wormvormige aanhangsel ontstoken
Dikke darm
Functie: water onttrekken aan de brij van onverteerde voedselresten, die daardoor wordt ingedikt (bij diarree wordt in de dunne darm en in de dikke darm onvoldoende water in het bloed opgenomen)
Endeldarm
Functie: tijdelijk opslaan van onverteerde voedselresten (ontlasting)
Anus: kringspier die de endeldarm afsluit
Functie slijm
Voedsel gemakkelijker kunnen doorslikken
Functie speeksel
Bacteriën doden in het voedsel
Waar bestaat maagsap uit?
O.a. Uit water, maagzuur en een enzym
Functie maagzuur
Bacteriën in het voedsel doden
Gal
Functie: vetten emulgeren (Bevat geen enzym)
Alvleessap
Functie enzymen: eiwitten, koolhydraten en vetten verteren
Darmsap
Functie enzymen: de vertering van eiwitten en koolhydraten afmaken
Het gebit
Snijtanden, hoektanden en kiezen
Planteneters
Lang darmkanaal
Hebben plooikiezen
De hoektanden ontbreken vaak
Vleeseters
Kort darmkanaal
Knipkiezen
Grote hoektanden
Alleseters
Gemiddeld darmkanaal
Knobbelkiezen
Meestal hoektanden