zo's week 8 Flashcards

1
Q

Noem minstens drie verschillen tussen benigne en maligne nefrosclerose

A
  • begigne komt vaker voot
  • bij begigne forse atrofie van de nieren -> bij maligne normaal gewicht nier
  • bij begigne glomerulosclerose (diffuus, globaal), bij maligne necrotiserende glomerulopathie met microthrombi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke morfologische gevolgen heeft langdurige benigne nefrosclerose voor de glomeruli?

A

Glomerulosclerose: een combinatie van expansie van het mesangium met cellen en matrix en een verbreding van de glomerulaire basale membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee morfologische veranderingen van de niervaten kunnen worden aangetroffen bij maligne hypertensie? Welke vaten zijn hierbij specifiek aangedaan?

A
  • fibrinoïde necrose en hyperplastische arteriolosclerose

- arteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een Kimmelstiel-Wilson laesie?

A

nodulaire glomerulosclerose, afgeronde, homogeen kleurende, kernloze haarden in mesangium, PAS positief (dus kleuren met de periodic acid-Schiff reactie – bevatten dus glycoproteïnen), deposities van extracellulaire matrix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarin onderscheidt de arteriolosclerose bij diabetische nefropathie zich van die bij de gewone, hypertensieve nefrosclerose?

A

bij diabetische nefropathie zijn er bij zowel afferente als efferente arteriolen van glomerulus hyaliene veranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welke structuren bestaat de glomerulaire filtratie barrière?

A
  • podocieten
  • basaal membraan
  • epitheel cappilairen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom kunnen grote eiwitmoleculen het filter niet passeren?

A

Aanwezigheid van poriën (fenestrae) van een bepaalde diameter.
Daarnaast is echter ook de elektrische lading van moleculen belangrijk ->
bepaalt ook hoe gemakkelijk een eiwit molecuul de barrière passeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De nier heeft een zelfregulerend systeem om de bloeddoorstroming op peil te houden. De regulatie vindt plaats door middel van verwijding of vernauwing van de arteriën in de cortex en de afferente arteriolen gelegen voor de glomerulus.
Er bestaan 3 regulatiemechanismen:

A
  • myogene respons: wanden reageren op de druk in het bloedvat
  • tubuloglomerulaire feedback: verhoogde aanbod van NaCl aan de macula densa -> constrictie optreedt van de afferente bloedvaten.
  • Renineangiotensine systeem: verlaagd aanbod van NaCl aan de macula densa -> dit geeft aanleiding tot de secretie van renine (en daarmee angiotensine-II) -> constrictie optreedt van de efferente bloedvaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verklaar oedeemvorming

A

Onvoldoende excretie van NaCl -> H2O retentie -> hogere bloedvolume (tensie) -> groter volume extracellulaire vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de drijvende kracht voor het glucosetransport over de apicale membraan?
Wat is de drijvende kracht voor het glucosetransport over de basolaterale membraan?

A
  • elektrochemische na+ gradiënt

- glucose gradiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de fysiologische betekenis van de aanwezigheid van SGLT-1 in het laatste deel van de proximale tubulus?

A

laatste restjes glucose in het filtraat worden alsnog geresorbeerd in laatste deel van de proximale tubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef een verklaring voor de glucosurie bij diabeten. Waardoor wordt het verhoogde urinevolume veroorzaakt?

A

Drempeloverschrijding: filtratie groter dan resorptie. Glucose in tubulaire vloeistof vermindert waterresorptie in de verzamelbuizen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Er worden twee verschillende vormen van renale glucosurie onderscheiden. Welke zijn dit en wat is het verschil?

A
  • type A: mutatie in het glucose transporteiwit, waarbij veel minder dan normaal van dit transporteiwit wordt gesynthetiseerd
  • type B: een normale hoeveelheid van transporteiwit, maar de affiniteit voor glucose is sterk verlaagd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de potentiële problemen bij nierstenen?

A
  • urine outflow obstructie
  • drukverhoging binnen de nier
  • tubulaire disfunctie met verlies aan concentrering van de urine -> later gevolgd door vermindering GFR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef een mechanisme waardoor probenecid de werking van penicilline versterkt

A

probenecid competeert met penicilline voor het secretie-systeem voororganisch anionen in de proximale tubulus -> penicilline secretie geremd -> penicilline concentratie in plasma (langer) hoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly