Wordenschat Woensdag Flashcards

1
Q

Schaken

A

Échec

Situatie waarin de koning word omvergeworpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het schaakspel

A

Een spel waarin de bedoel is de koning te omverwerpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Weg goeien

A

= Wegwerpen

actie van iets in de vuilbak gooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Binnenkort

A

Weldra

bijwoord bedoeling een beetje later

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vloeken

A

Jurer (insultes)

Slechte worden zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het verband

A

= De link
: La connection
dit is het ding dat twee dingen bindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vermoorden

A

=doden

actie van iemand doden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het misverstand

A

: Malentendu

het feit dat twee mensen niet op dezelfde lijn zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vermoeden

A

: soupçonner

weten dat iemand heeft misschien iets niet goed gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het vermoeden

A

:Le soupçon

Dingen dit u hebt wanneer iemand heeft misschien iets niet goed gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De verdachte

A

:Suspect

iemand wie heeft misschien iets niet goed gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Moeite hebben met

A

In het Frans zeggen we letterlijk hard hebben met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Moite doen

A

Een inspanning doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het is de moite (waard)

A

In het Frans zeggen we letterlijk

Afk dat waard de pijn (of de droefheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uitvinden

A

Inventer

Actie van iet totaal nieuw machine bedenken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De waarde

A

:la valeur

Het is de prijs van iets

17
Q

Bedenken

A

Inventer une théorie

18
Q

Verzinnen

A

Actie van iet totaal nieuw idee bedenken

19
Q

Boeiend

A

Interessant

20
Q

Ontwikkelen

A

Actie van iet groter maken

21
Q

Toevoegen

A

:Ajouter

actie van iets op een andere ding zetten

22
Q

Belang hebben

A

Interest hebben

23
Q

Verlegen

A

iemand wie is bang van met andere Mensen praten

24
Q

Verdelen

A

Diviser

Actie van deelen maken

25
Q

Wenen

A

= huilen

als je verdrietig bent en dat je zoute water in je ogen heeft

26
Q

Onrustwekkend

A

Inquiétant

Als iets slechte gevolgen kan hebben

27
Q

Plotseling

A

=plots
:tout à coup

als er iets snel en zonder waarschuwing gebeurt

28
Q

Aanvallend

A

tijdens de oorlog, wanneer een kamp de eerste klap geeft

29
Q

Aanvaarden

A

Accepteren

actie om ja te zeggen tegen een voorstel