woordjes caput 4 Flashcards
ager
agri m het veld
minister
ministri m de dienaar
aqua
aquae v het water
lingua
linguae v de tong, de taal
ripa
ripae v de oever
praemium
praemii o de beloning
proximus
-a -um dichtsbij, verwant
tiberis
tiberis m de Tiber
caedes
caedis v de moord, de slachting
pecus
pecoris o het vee
habitare
-o wonen
mutare
-o veranderen, verwisselen
necare
-o vermoorden
nuntiare
-o melden
spectare
-o op het oog hebben, bekijken
haesi, haesum
haerere -eo vastzitten
licere
-et het is toegelaten
alui, altum
alere -o voeden
fefelli, falsum
fallere -o misleiden, ontgaan
perfeci, perfectum
perficere -io voltooien
immo
bijwoord integendeel, sterker nog
prope
bijwoord dichtbij
super
+acc voorzetsel boven
hortatus sum
hortari -or aansporen
veritus sum
vereri -eor vrezen
locutus sum
loqui -or spreken
potitus sum
potiri -ior+abl beheersen, bemachtigen
passus sum
pati -ior verdragen
conari
-or proberen
mirari
-or zich verwonderen over, bewonderen
tueri
-eor bekijken, beschermen
polliceri
-eor beloven
functus sum
fungi -or+abl verrichten, uitoefenen
natus sum
nasci -or geboren worden
profectus sum
proficisci -or vertrekken
questus sum
queri -or klagen over
secutus sum
sequi -or volgen
usus sum
uti -or+abl gebruiken, omgaan met
expertus sum
experiri -ior op de proef stellen, ondervinden
ortus sum
oriri -ior ontstaan, opkomen
egressus sum
egredi -ior buitengaan
mortuus sum
mori -ior sterven