Woordjes 6 Flashcards
1
Q
λαμβανω
A
Nemen, krijgen
2
Q
πραττω
A
Doen, handelen
3
Q
Ο οινος
A
Wijn
4
Q
λυω
A
Losmaken, bevrijden
6
Q
Εθελω
A
Willen
7
Q
σωζω
A
Redden
8
Q
Πως
A
Hoe
9
Q
λεγω
A
Zeggen
9
Q
Ακουω +nv
A
+gen Luisteren (naar), horen
11
Q
ειμι
A
Zijn
12
Q
Πεμπω
A
Sturen, laten gaan
13
Q
Εχω
A
Hebben, houden
14
Q
Παρεχω
A
Geven, verschaffen
15
Q
γιγνωσκω
A
Begrijpen
16
Q
μη
A
Niet