Woorden BBL 2 Flashcards
1
Q
acquisitie
A
klantenwerving
2
Q
triviaal
A
platvloers
3
Q
erudiet
A
ontwikkeld/ belezen
4
Q
bagatelliseren
A
doen alsof iets een kleinigheid/ niet belangrijk is
5
Q
minutieus
A
heel nauwkeurig/ heel precies
6
Q
impliciet
A
indirect
7
Q
bonafide
A
betrouwbaar
8
Q
malafide
A
onbetrouwbaar
9
Q
denigrerend
A
minachtend/ kleinerend
10
Q
vulgair
A
onbeschaafd/ gof
11
Q
cumulatie
A
opeenhoping van iets
12
Q
fiducie
A
vertrouwen
13
Q
memoreren
A
in herinnering brengen
14
Q
vivisectie
A
proeven op dieren uitvoeren voor wetenschappelijk onderzoek.
15
Q
parafraseren
A
iets met andere woorden weergeven