week 8 HC's pt. 3 Flashcards

1
Q

Uit welke 4 elementen bestaat voeding globaal gezien?

A
  • micronutiënten
  • macronutriënten
  • water
  • zouten (electocyten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem de 4 macronutriënten

A
  • eiwitten
  • lipiden
  • vetten
  • vezels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem de 3 micronutriënten

A
  • mineralen
  • vitamines
  • spoorelementen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 2 grootste verschillen tussen bulkdigestie en lokale digestie?

A
  • bulkfase in het darmkanaal en lokale digestie op het darmepitheel
  • bulkfase maakt groot molecuul tot brokstuk, lokale digestie maakt van brokstuk micronutriënt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem 3 processen naast kauwen, malen en mengen die het contactoppervlak tussen enzym en voedsel vergroten

A
  • vochttoediening
  • eiwitdenaturatie
  • emulgeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welke 3 voedingscomponenten is koolhydraat opgebouwd?

A
  • zetmeel
  • sucrose
  • lactose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat zetmeel?

A
  • amylose
  • amylopectine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het grootste verschil tussen amylose en amylopectine?

A

amylose is een lineair molecuul met alpha-1,4 bindingen. Amylopectine heeft deze bindingen ook, maar daarbij ook vertakkingen met alpha-1,6 bindingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit zijn respectievelijk lactose en sucrose opgebouwd?

A
  • lactose: D- galactose en - glucose
  • sucrose: D- fructose en - glucose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het belangrijkste verschil tussen de bouw van sucrose en lactose?

A

sucrose: alpha-1,2 binding
lactose: beta- 1,4 binding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe komt het dat het lichaam wel lactose kan verteren en niet cellulose?

A
  • lactose heeft net als cellulose beta-1,4 bindingen.
  • Cellulose is hierbij echter een lineair molecuul met veel interne H-bruggen.
  • Hierdoor is het waterarm, slecht oplosbaar en dus niet verteerbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen een alfa en een beta glycosidische binding?

A
  • alfa: OH-groep onder ringvlak
  • beta: OH-groep boven ringvlak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 3 voorbeelden van disachariden

A
  • maltose
  • sucrose
  • lactose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Door welk enzym kan de alpha-1,4 binding verbroken worden?

A

alpha-amylase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom kunnen er geen enkelvoudige glucoses ontstaan door werking van alpha-maltase?

A

alpha-amylase kan alpha-1,4 bindingen verbreken midden in de keten. Eindstandige alpha-1,4 bindingen, alpha 1,6 en bindingen naast alpha-1,6 kunnen niet verbroken worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke stoffen ontstaan er uit zetmeel na werking van alpha-maltase? (3)

A
  • amylose: maltose en maltriose
  • amylopectine: alpha-limit dextrine
17
Q

Welke enzymen zijn verantwoordelijk voor de lokale digestie/eindfase van zetmeel?

A
  • maltase
  • sucrase-isomaltase
18
Q

Hoe heet het type enzym dat verantwoordelijk is voor de lokale digestie van zetmeel?

A

membraan gebonden hydrolases

19
Q

Welk enzym breekt sucrose af?
Welke bindingen worden verbroken?

A
  • sucrase-isomaltase (SI complex)
  • sucrase: binding fructose-glucose
  • isomaltase: alpha 1,4 en 1,6
20
Q

In welke sachariden wordt lactose opgebroken door lactase?

A
  • galactose
  • glucose
21
Q

Door welke enzymen worden eiwitten afgebroken? (2)

A
  • proteases
  • peptidases
22
Q

Wat is het grootste verschil tussen endopeptidases en amino-/carboxypeptidases?

A
  • endopeptidase knipt in het midden
  • aminopeptidase knipt vanaf uiteinde (N-terminus), net als carboxypeptidase (C-terminus)
23
Q

Waar is een aminopeptidase actief? (2)

A
  • brushborder (darmwand)
  • cytosol enterocyt
24
Q

Waar is een carboxypeptidase actief?

25
Welke type endopeptidase is actief in de maag?
pepsine
26
Welke typen endopeptidase zijn actief in de pancreas? (3)
- trypsine - chymotrypsine - elastase
27
Na welke aminozuren knipt pepsine? (3) Zijn deze hydrofiel of hydrofoob?
- Phe, Tryp, Tyr - hydrofoob
28
Welk enzym knipt na basische aminozuren? Welke aminozuren zijn dit? (2)
- trypsine - Lys, Arg
29
Wat is het verschil in werking tussen chymotrypsine en pepsine?
Chymotrypsine knipt na Tryp en Phe, maar geen Tyr Pepsine knipt na Tyr, Tryp en Phe
30
Na welke aminozuren knipt elastase? (3)
- Ala - Gly - Ser