Week 2 Flashcards

1
Q

Wat betekend screening?

A

Screening = medisch onderzoek bij mensen die geen gezondheidsklachten hebben waarbij het onderzoek erop gericht is het vinden van ziekte, erfelijke aanleg voor ziekte of risicofactoren die kans op ziekte vergrote

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn criteria voor screening?

A
  • bewijs voor effectiviteit van screening
  • voordelen groter dan nadelen zijn
  • redelijke balans tussen kosten en netto verdelen van screening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Betekend een ongunst test uitslag bij screening dat iemand kanker heeft?

A

Niet noodzakelijk, kan beteken dat kanker aanwezig is maar kan ook voorstadium van kanker of fout-posieve uitslag zijn. moet verder onderzoek gedaan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekenden het begrip: gebrek aan specificiteit bij screening?

A

Gebrek aan specificiteit: bij x op 100 mensen geeft de test een ongunstige uitslag terwijl ze niet ziek zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekend het begrip: positief voorspellende waarde bij screening?

A

Positief voorspellende waarde: bij x op 100 mensen met positieve test heeft hij/zij kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Betekend een gunste test uitslag bij screening dat iemand geen kanker heeft?

A

Nee, de test is nooit 100% accuraat en kan kanker missen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat bekend het begrip: gebrek aan sensitiviteit bij screening?

A

Gebrek aan sensitiviteit: x op 10 kanker wordt gemist bij screening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekend het begrip: negatief voorspellende waarde bij screening?

A

Negatief voorspellende waarde: x op de 100 persoenen heeft toch kanker ondanks een negatieve testuitslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke wet is belangrijk rondom screening?

A

WBO: wet op het volkingsonderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de definitie van bevolkingsonderzoek?

A

Bevolkingsonderzoek = geneeskundig onderzoek van persoenen dat wordt verricht ter uitvoering van een aan de gehele bevolking of aan een categorie daarvan aangeboden, dat gericht is op het ten behoeve van de onderzochte persoenen opsporen van ziekte van bepaalde aard of bepaalde risico-indicatoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij welke 3 vormen van screening is een vergunning nodig?

A
  1. bevolkingsonderzoek met ioniserende straling
  2. bevolkingsonderzoek naar kanker
  3. bevolkingsonderzoek voor ernstige ziekte of afwijkingen waarvoor geen behandeling of preventie mogelijk is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke nieuwe ontwikkelingen in de screening zijn er?

A
  • over the counter test
  • test via internet
  • check-ups
  • total body scan
  • DNA-profilering
  • screening in klinische praktijk
  • MCED: multi cancer early detection test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kan een nadeel zijn van vroegopsporing in de praktijk?

A
  • overdiagnose en overbehandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 4 ethische principes spelen bij ethiek van volksgezondheid?

A
  1. Weldoen: bevorderen, kwetsbare beschermen, ziekte voorkomen
  2. niet-schade: schade door maatregelen zo veel mogelijk voorkomen of beperken
  3. respect voor autonomie: keuzevrijheid (vb leefstijl), bewegingsvrijheid, lichamelijke integriteit
  4. rechtvaardigheid: verdeling van schaarse middelen, gezondheid ongelijkheden tegengaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn verschillen in ethiek tussen volksgezondheid en in de arts-patient relatie?

A
  • gezonde mensen worden actief benaderd: meestal geen hulpvraag
  • gericht op groepen, niet op individuen;
    • effect/voordeel voor individuen niet altijd merkbaar
    • voordelen voor enkele, nadelen voor vele
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het centrale ethische dilemma in de ethiek van volksgezondheid?

A

Vrijheid van burgers (autonomie) vs beschermen/bevorderern van gezondheid: algemeen belang (weldoen)

–> hoe paternalistische mag/kan de overheid handelen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat betekend healthism?

A

Healthism = een leefstijl dat gezondheid en fitness de hoogste prioriteit geeft boven al het andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke secundaire preventie (bevolkingsonderzoeken) worden er op dit moment in NL aangeboden?

A
  • prenatale screening: NIPT, SEO
  • neonatale screening: hielprik
  • neonatale gehoorscreening
  • bevolkingsonderzoeken:
    • baarmoederhalskanker: 30-60 jaar
    • borstkanker: 50-75 jaar
    • darmkanker: 55-75 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn nadelen van bevolkingsonderzoek?

A
  • belasting en risico’s van de test zelf
  • foute test uitslag: fout-positief, fout-negatief
  • overdiagnose en overbehandeling
  • ongezochte bevindingen: incidenteel findings
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar kan fout-positieve test uitslag tot leiden?

A

fout positief = onterecht aangemerkt als ziek
–> angst, onnodige vervolgonderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar kan fout-negatieve testuitslag tot leiden?

A

Fout negatief = onterecht aangemerkt als niet-ziek
–> valse geruststelling, behandel delay

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat betekend overdiagnose?

A

Overdiagnose = diagnose krijgen van ziekte zonder dat dat meerwaarde biedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat betekend overbehandeling

A

Overbehandeling = behandeling krijgen voor een ziekte zonder dat er meerwaarde is (NNT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke ethische afweging is er bij de ethiek voor bevolkingsonderzoek (Secundaire preventie)?

A

gezondheidswinst, geruststelling (Weldoen) vs gezondheidsrisico’s, angst en onrust (niet-schade)

–> proportionaliteit afweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Door welke 2 personen wordt een afweging gemaakt tijdens bevolkingsonderzoek?

A
  1. overheid: WBO –> gezondheidsraad
  2. persoon zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de uitgangspunten van de toetsingskader voor screening van de criteria van Wilson en Jungeren?

A
  1. belangrijk gezondheidsprobleem
  2. nut: voordelen wegen op tegen nadelen
  3. betrouwbaar en valide testinstrumenten
  4. respect voor autonomie
  5. doelmatig gebruik van middelen: kosten-effectief en rechtvaardigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat wordt bedoelt met de Nut in de toetsingskader van screening?

A

algemeen aanvaardbare behandeling die met lijden tot significante vermindering van ziektelast of tot andere voor deelnemers zinvolle uitkomst en die voordelen meoten duidelijk opwegen tegen de nadelen (proportionaliteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat wordt bedoelt met de betrouwbaarheid en valide testinstrumenten bij toetsingskader voor screening?

A
  • wetenschappelijk onderbouwd en kwaliteit van verschillende onderdelen waarborgen
  • aanvaardbaar voor bevolking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat wordt bedoelt met de respect voor autonomie in de toetsingskader voor screening?

A
  • aanbod geeft keuze mogelijkheden: recht op afwegen, recht op niet-weten
  • geïnformeerde, vrijwillige beslissing maken –> goed evenwichtige informatie nodig
    • aanbod vanuit overheid geeft al zekere druk
  • bij kinderen: geen late-onsen aandoeningen screenen: wachten tot kind oud genoeg is om hier zelf keuze over t maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar moet altijd op gelet worden bij kosten effecitieteit en rechtvaardigheid bij screening?

A
  • impact op (sociaal-economische) gezondheidsverschillen??
31
Q

Wat zijn de primaire, secundair en overstijgende rol die de arts heeft?

A

Primair: diagnose, behandelplan, prognose en preventie

Secundair: regie en wegbijsmaken in het zorgstelsel, begeleiding en ondersteuning

Overstijgend: beïnvloeding op wet- en regelgeving, beleid, organisatie, wetenschap en bestuur

32
Q

Welke maatschappelijke ontwikkelingen treden er op sinds 2020?

A
  • kern van maatschappij: zelfredzaamheid en participatie
  • onrust: economisch, politiek, internationaal, milieu, oorlog
  • demografisch: vergrijzing, ontgroening, verkleuring
  • technologische ontwikkeling
33
Q

Wat betekend positieve gezondheid?

A

Positieve gezondheid = als het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, mentale en fysieke uitdagingen van het leven

34
Q

Wat is de betekenis van gezondheid volgens de WHO?

A

Gezondheid, WHO = in een toestand van complete welbevinden op fysiek, mentaal en sociaal niveau, en niet alleen de afwezigheid van ziekte

35
Q

Welke onderdelen kunnen ervoor zorgen dat iemand als kwetsbare door de gemeente wordt gezien?

A

Onderdelen:
- financieel
- fysieke en/of psychisch
- verstandelijk
- taal
- materieel
- opleidingsniveau

36
Q

Op welke manier kunnen bewoners gezonder worden wat het doel is van de gezondheidsbeleid in public health?

A

Gezondere burgers door:
- opsporen en preventie van ziekte of gezondheidsrisico’s
- signaleren van ontwikkeling in gezondheid of determinanten
- gezondheidsbevordering
- gezondheidsbescherming
- geneeskundige hulp bij en preventie van rampen
- integraal gezondheidsbeleid bestaat
- innoveren
- kwaliteitswaarborging
- toegang tot de zorg borgen

37
Q

Wat zijn de 5 belangrijkste zorgstelselwetten?

A
  1. Wet publieke gezondheid (WPG)
  2. Jeugdwet
  3. Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO)
  4. Wet langdurige zorg (WLZ)
  5. Zorgverzekeringswet
38
Q

Wat houdt de wet publieke gezondheid (WPG) in?

A

Gemeenten zijn verplicht op:
- GGD in stand te houden
- deskundigen van verschillende aard in dienst te hebben: oa arts maatschappij en gezondheid

Doel: 1 GGD per veiligheidsregio
Kern GGD: preventie

39
Q

Voor welke 2 situaties geld een wettelijke meldingsplicht voor infectieziekten?

A
  1. Artsen en lab: A, B1, B2, en C-ziekten + clusters
  2. Voor artikel 26 instelling (kinderdagverblijf, verpleeghuis): verschijnselen van infectie ziekten (potentieel gevaar)
40
Q

Bij welke infectieziektes moet er gemeld worden bij een vermoeden op de ziekte?

A

Groep A:
- MERS
- Pokken
- Polio
- SARS
- Virale hemorragische koorts

–> direct melden

41
Q

Bij welke infectieziektes moet er gemeld worden na vaststellen?

A

B en C- ziektes
En:
- cluster MRSA alleen meldingsplicht als bron buiten ziekenhuis/verpleeghuis ligt
- voedselinfectie meldingsplicht bij 2/meer pt met onderlinge relatie wijzend naar voedsel als bron

–> binnen 24 uur (1 werkdag) gemeld

42
Q

Bij welke infectieziektes moet er gemeld worden bij ongewone verheffingen in de praktijk?

A
  • ongewoon aantal gevallen vastgesteld van infectieziekten die niet in groep A, B of C horen maar wel een gevaar kan vormen voor volksgezondheid

–> binnen 24 uur (1 werkdag)

43
Q

Wat houdt de jeugdwet in + hoe krijg je toegang tot?

A

Jeugdwet: voorkomen van en hulp leveren bij opgroei- en opvoedproblemen en psychische problemen + uitvoeren van kinderberscherign en jeugdreclassering

  • toegang: via aanvraag bij gemeente
44
Q

Wat houdt de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) in + hoe toegang krijgen?

A

WMO: regelt dan mensen met beperking zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen

toegang door: aanvragen gemeente en keukentafel-gesprek

45
Q

Voor welke mensen is de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) bedoelt?

A

Mensen met beperking of chronische psychische of psychosociale problemen:
- onvoldoende in staat volledig deel te nemen aan maatschappij
- ondersteuning van mantelzorg georganiseerd

46
Q

Welke ondersteunende maatregelen bevat de Wet maatschappelijke ondersteuning (MWO)

A
  • woning aanpassing
  • vervoer
  • verplaatsing (vb rolstoel)
  • huishoudelijke hulp: overnemen, ondersteunen, zorgvoorbereiding
  • begeleiding: ondersteunend en/of activerend
47
Q

Wat houdt de Wet langdurige zorg (WLZ) in + hoe krijg je toegang?

A

WLZ: blijvend de hele dag zorg dichtbij of percenten toezicht nodig hebben en dit geven

Toegang: via indicatie van het CIZ
–> eens gegeven indicatie is blijvend

48
Q

Wat is er bijzonder aan de Wet langdurige zorg (WLZ) vergeleken met de andere wetten?

A
  • is verplichte verzekering
  • voor: wonend in NL of loonbelasting betalen
  • eigen bijdrage verplicht: 10% inkomen
49
Q

Voor welke specifieke groepen is de wet langdurige zorg (WLZ)?

A
  • terminaal zieke
  • kinderen met ernstige handicaps
50
Q

Welke voorzieningen vallen onder de Wet Langdurige zorg (WLZ)?

A
  • verblijf
  • persoonlijke verzorging
  • behandeling
  • mobiliteit
51
Q

Wat houdt de wet Zorgverzerkingswet in?

A
  • iedereen in NL woont of loonbelasting betaald wettelijk verplicht om basisverzekering te hebben
  • zorgverzekeraars hebben zorgplicht
52
Q

Wat dekt de basisverzekering?

A
  • standaardzorg van huisarts
  • groot deel ziekenhuiszorg en apotheek
  • geïnduceerde en zorg-gerelateerde preventie
53
Q

door welke veranderingen komt het dat public health ontstaat vanaf 1900?

A
  1. ontstaan staan en groei van economie:
    - schaalvergroting en intergratie:
    • veravndering van de medische marktplaats
    • van kleinschalige activiteit (hippocratische driehoek: pt, dokter, ziekte) naar systeem van organisatie
  2. opbouw infrastructuur om ziekte te bestrijden: infectieziekte, jeugdhezondheidszorg, zwangerschapszorg
54
Q

Wat houdt het begrip surveillance medicine in?

A

idee: vroege opsporing, in presymptomatische fase in een normale, gezonde, populatie

gevolg hiervan: ziekte meer gezien als consequentie van sociaal-economische omstandigheden –> opkomst risicocultuur en risicofactoren

Gekeken vanuit perspectief: 3e persoon –> bevolking heeft een ziekte (=riscofactor) –> statische afwijking binnen normale populatie

55
Q

Welke veranderingen in de geneeskunde treden op door surveillance medicine?

A
  • disciplinering:
    • initiatief en toewijzingsmacht bij arts/instaties en niet bij patient/burger
    • moreel aspect: beschaving/opvoeding arbeidsklasse
  • medicalisering
56
Q

Waar leidt de toename van medicalisering toe?

A
  • pathologisering van het normaal: preventie richt zich op (nog) gezonde mensen
  • vervaging grenzen ziek-gezond
  • risicocultuur: paradox van doing better, feeling worse
57
Q

Vanuit welke dimensies moet gekeken worden als je kijkt naar roken als volksgezondheidsprobleem?

A
  • cultuur
  • wetenschap
  • politiek
  • wetgeving
  • globalisering
58
Q

Wat voor invloed heeft wetenschap gehad op het rookgedrag van mensen?

A
  • was statistische correlatie/associatie dat opkomst sigaretten –> opkomst longkanker:
    • tabaksindustrie: bewust campagne maken dat correlatie onzekerheid is
    • tabaksindustrie financieren onderzoek te doen naar relatie tussen roken en gezondheid
    • tabaksindustrie nadruk leggen dat steeds meer onderzoek nodig is want correlatie is niet sterk –> wetenschappers zijn het hier ook altijd mee in (op in spelen)
  • 1960: doorslaggevend bewijs dat roken slecht is maar bewijs nog onzeker

Door onzekerheid vanuit wetenschap werd ernst van roken niet goed duidelijk

59
Q

Wat voor invloed heeft de politiek gehad op het rookgedrag van mensen?

A
  • roken is politiek debat:
    • tabaks industrie verkocht het als individuele verantwoordelijkheid en niet die van de staat (staafpaternalisme) –> tabaksregulatie geen politieke prioriteit
60
Q

Wat zegt Brandt over de valse tegenstelling die de tabakslobby maakt en de staatspaternalisme om roken te verbieden?

A
  • wordt door maatschappelijke factoren beïnvloed waar je als individu controle over hebt
  • vervreemding van ziekte bestaat maar heeft gezamenlijke verantwoordelijkheid: de ene sluit de ander niet uit
61
Q

Welke 3 argumenten had de antirooklobby?

A
  1. roken is slecht voor je gezondheid daarom moet het gereguleerd worden door de overheid
    • tegenargument: individuele verantwoordelijkheid/vrije keuze
  2. roken doet schade aan niet-rokers (meerokerS)
  3. roken doet schade aan onschuldige kinderen
62
Q

Wat gebeurde er in 1980 met de rookindustrie?

A

1980: keerpunt; roken wordt geraakt door sociaal-culturele verandering: geassocieerd met lage opleiding en laag sociaal-economische status

  • gaat samen met gezondheidbewuste cultuur –> idee van surveillance medicine
63
Q

Wat voor invloed heeft de wetgeving gehad op het rookgedrag?

A

Rechtzaak Cipollone-1987:
- roken is verslavend en door verslaving kan je geen geïnformeerde en vrijwillige keuze maken,

gevolg van zaak:
- verlies geloofwaardigheid van tabaksindustrie
- eerste keer schadevergoeding

–> afname van aantal rokers door minder sociaal culturele context/draagvlak voor roken

64
Q

Wat is het doel van de jeugdgezondheidszorg (JGZ)?

A

Doel: bijdragen aan gezond en veilig opgroeien van alle leugdigen in NL

65
Q

Wat zijn kenmerken aan de zorg die wordt geleverd bij de jeugdgezondheidszorg?

A
  • preventief (zonder hulpvraag)
  • vrijwillig (niet verplicht om op spreekuur te komen
66
Q

Waaruit blijkt dat je jeugdgezondheidszorg effectief is?

A
  • vroeg ingrepen levert voor later in het leven minder gezondheidsproblemen op en dus gezondheidswinst
  • levert op: 5,6 miljard euro per jaa: elke 1 euro geïnvesteerd levert 11 euro p[
67
Q

Welke vormen van zorg worden geleverd door de jeugdgezondheidszorg?

A
  • vaccinatie
  • advies
  • preventie
  • screening/hielprik
68
Q

Wat zijn de basistaken van de jeugdgezondheidszorg in Rotterdam (CJG Rijnmond)?

A
  1. verlenen van basis mediate zorg: verschillende screenings: hielprik, gehoor, groei, zicht, hart- en heuponderzoek
  2. Uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma
  3. Monitoren van ontwikkeling van kinderen
  4. Bieden van opvoedingsondersteuning
69
Q

Waar wordt naar gekeken tijdens het monitoren van het kind?

A
  • Hoe gaat het kind: lichamelijk, cognitief, gedrag/psychologisch
  • hoe is de basiszorg
  • hoe gaat het met de ouders: gezondheid, beleving ouderschap
  • zijn er belemmerende omstandigheden
70
Q

Welke contactmomenten zijn nieuwe bij de jeugdgezondheidszorg?

A
  • prenataal huisbezoek
  • maternale kinkhoest en griepvaccinatie
  • webinars
  • app voor pubers
71
Q

Hoe is de wetgeving en organisatie geregeld bij de jeugdgezondheidszorg?

A

Wetgeving: valt onder Wet publieke gezondheid (WPG)

Organisatie:
- gemeente altijd verantwoordelijk
- kan vallen onder: GGD, thuiszorg, CJG
- houdt aan landelijke professioneel kader –> staat in wat er voor elke jeugdige moet worden gedaan om goede jeugd te krijgen

72
Q

Wat zijn omgevingsfactoren die invloed kunnen hebben op de gezondheid?

A
  • wet- en regelgeving
  • staat van de gezondheidszorg
  • cultuur
  • geld
  • leefomgeving
  • kennis (IQ) en kunde
73
Q

Wat voor invloed heeft cultuur gehad het rookgedrag van mensen?

A
  • 20ste eeuw: ontstaan tabakscultuur
    • toename productie door industrialisatie met weinig vraag dus vraag gaan ontwikkelen –> reclame maken
    • branding en betekenis creeëren werd opgenomen in cultuur: geassocieerd met aantrekkingskracht, onafhankelijkheid, jeugd, identiteit
  • midden 20ste eeuw: roken werd normaal
  • ontwikkeling in de cultuur tot cultureel dominante identiteit –> culturele norm