Week 1 Flashcards

1
Q

Waar moet je je als arts voor inzetten bij de maatschappelijke verantwoordelijkheid?

A
  • inzet voor prevalentie: gezondheidsbevorderaar
  • inzet voor participatie: patient ondersteuner
  • inzet voor veilige, doelmatige, toegankelijke en duurzame zorg: kwaliteitsverbeteraar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Naar welke vragen wordt er gekeken bij public health?

A
  1. hoe staat het met de volksgezondheid? belangrijke gevaren/deelproblemen, determinanten?
  2. hoe stel je dat vast? hoe kunnen we de volksgezondheid meten en analyseren (diagnostiek)?
  3. Hoe kunnen we de volksgezondheid verbeteren (‘therapie’)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke factoren dragen bij aan de ziektelast + voorbeeld per groep?

A
  • gedrag:
  • roken
  • ongezonde voeding
  • weinig bewegen
  • alcohol
  • persoonsgebonden:
  • hoge bloeddruk
  • hoge bloedsuikerspiegel
  • overgewicht
  • cholesterol
  • lage botdichtheid
  • arbeid:
  • stoffen/omgeving
  • psychische belasting
  • fysieke belasting
  • milieu:
  • buitenmilieu
  • binnenmilieu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 2 factoren zijn bepalend voor hoeveel ziektelast iets veroorzaakt?

A
  1. prevalentie van risicofactoren
    –> veel voorkomend, hoge populatie attributie fractie
  2. hoogte van relatief risico
    –> hoe hoog is het risico op ziekte X als je Y doet tov als je Y niet doet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Naar welke punten wordt gekeken om de diagnostiek van volksgezondheid te bekijken?

A
  1. voorkomen van ziekte en aandoeningen
  2. sterfte en doodsoorzaken
  3. functioneren en kwaliteit van leven
  4. samengestelde volksgezondheid maat: DALYs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke bronnen worden gebruikt in de volksgezondheid?

A
  • ziekte en aandoeningen –> borgregistratie + epidemiologisch onderzoek
  • functioneren en kwaliteit van leven –> gezondheidsenquetes
  • sterfte en doodsoorzaken –> bevolkings- en doodsoorzaken register
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Met welke 2 begrippen kan je kijken naar ziekte en aandoeningen?

A
  • incidentie = aantal nieuwe gevallen in bepaalde periode
  • prevalentie = aantal bestaande gevallen in de populatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de ziektes met de hoogste incidentie?

A
  • infectie bovenste luchtwegen
  • maag-darm stelsel
  • infectie onderste luchtwegen
  • letsel door prive/sportongevallen
    influenza
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de ziektes met de hoogste prevalentie?

A
  • nek- en rugklachten
  • artrose
  • angststoornissen
  • diabetes
  • virusstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Doodsoorzaken:
- hoeveel mensen jaarlijks dood in Nl
- levensverwachting bij geboorten:
* man
* vrouw
- hoeveel jaar in goede ervaren gezondheid
* man
* vrouw

A
  • hoeveel mensen jaarlijks dood in NL: 170 duizend
  • levensverwachting bij geboorten:
    • man: 80 jaar
    • vrouw: 83 jaar
  • hoeveel jaar in goede ervaren gezondheid
    • man: 63 jaar
    • vrouw: 62 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ICF model: Vanuit welke niveau’s kan er gekeken worden waar ziekte invloed op kan hebben?

A
  1. functies en anatomische eigenschappen van stoornissen
  2. activiteiten en beperkingen
  3. participatie problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke begrippen worden gebruikt om het berekenen van begrip ziektelast
(samengestelde volksgezondheid maat)

A

YLL = years of life lost = verloren levensjaren door sterfte

YLD = years lived with disability = verloren gezonde jaren door beperking en handicaps

DALYs = disability adjusted life years = YLL + YLD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de top 10 ziektes in NL in DALYS?

A
  1. coronaire hartziekten
  2. beroerte
  3. DM
  4. COPD
  5. artrose
  6. longkanker
  7. letsel door privé-, arbeid- en sportongevallen
  8. dementie
  9. Nek- en rugklachten
  10. Angststoornsisen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de achtergrond van hoge ziektelast?

A
  • hoge incidentie van sterftegevallen
  • sterfte op relatief jonge leeftijd
  • hoge prevalentie (incidentie x duur) van beperking en handicap
  • ernst van beperking en handicaps
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een belangrijk probleem in NL als je kijkt naar het vergelijke van gegevens?

A

Gezondheidsverschillen: vrouwen
- hoogopgeleide vrouwen vs laagopgeleide vrouwen (basisonderwijs):
* 20 jaar verschil in goed ervaren gezondheid (hoog beter dan vrouw)
* levensverwachting 86 vs 80 jaar (hoog vs laag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe staat NL tov andere europese landen?

A

Mannen: boven EU gemiddelde

Vrouwen: op EU gemiddelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat houdt the great acceleration in?

A

The great acceleration = geologische verandering doe normaal tientallen jaren duren zijn nu in 140 jaar gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat betekend planetairy health?

A

Planetairy health = wat is de impact van de door de mens veroorzaakte veranderingen in de natuurlijke systemen op aarde en wat is daarvan het effect op de gezondheid van d eens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke invloeden van klimaatveranderingen op de gezondheid van mensen zijn er?

A
  • toename algemene temperatuur –> hittegolven:
  • zonnesteek
  • excacerbatie hart- en vaatziekten, longziekten
  • hitte effect versterkt door: hitte eiland effect
  • extreem weer: overstromingen, stormen en natuurbranden
    • direct: doden en gewonden
    • indirect: watervervuiling, verlies huis, beschadiging infrastructuur
  • luchtvervuiling door verander fossiele brandstoffen en bosbranden:
    • toename allergenen
    • exacerbatie hart- en vaatziekte en longziekte, allergieën, zwangerschapsuitkomsten
  • infectieziekten door meer overstromingen, stormen, verandering in neerslag en (lagere) warmere seizoenen
    • uitbreiden geografische verspreiding (vb van muggen)
    • meer infectie ziekten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn indirecte gezondheidsgevolgen van klimaatveranderingen?

A
  • voedselzekerheid
  • mentale gezondheid
  • migratie, ontheemding, maatschappelijke onrust
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe is onze leefomgeving veranderd?

A
  • biodiversiteit verlies
  • stijgende temrpatuur
  • stijgende zeepspiegel
  • ontbossing
  • verzuring van oceaan
  • vervuiling van bodem, lucht en water
  • meer extreme weersomstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn kwetsbare landen voor gevolgen van klimaatveranderingen?

A
  • Afrika
  • Azie
  • Zuid-Amerika
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn kwetsbare groepen voor de gevolgen van klimaatveranderingen?

A
  • armen
  • migranten
  • daklozen
  • vrouwen
  • ouderen
  • inheemse bevolking, mensen van kleur, queer community
  • kinderen
  • chronische ziekten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat betekend mitigatie?

A

Mitigatie = voorkomen van verdere klimaatveranderingen door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen
* vb overstap naar groene energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat betekend adaptatie?

A

Adaptatie = verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering (paraatheid)
* vb nationaal hitteplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat betekend co-benefits?

A

Co-benefits = klimaat beleid inzetten leidt tot betere natuur + voordeel van de (gezondheid) van de mens –> biedt gezondheidskansen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn voorbeelden van interventies in de co-benefits?

A
  • actieve mobiliteit: luchtvervuiling omlaag
  • voeding en leefstijl –> meer groente eten –> beter voor milieu + minder hart- en vaatziekten
  • groene steden –>CO2 vangen + betere luchtkwaliteit
  • verbetering luchtkwaliteit –> klimaat en gezondheid verbetert
  • toegang tot anticonceptie en gezinsplanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Geoffrey Rose had aangeven dat er 2 vragen voor een probleem gesteld kunnen worden, welke zijn dat?

A

1e vraag: causes of cases (vb waarom hebben mensen een hoge bloeddruk?

2e vraag: causes of incidence (vb. waarom hebben sommige populaties een hogere bloeddruk dan andere)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat houdt stap 1 van Rose’s paradigma in?

A

stap 1: het verband tussen blootstelling en response
- ziet een langzame toenemend verband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat houdt stap 2 van Rose’s paradigma in?

A

Stap 2: berekenen in elke categorie van de blootstelling het relatief risico en attributieve fractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat betekend relatief risico + hoe bereken je het?

A

Relatief risico = het absoluut risico op sterfte van de ene groep (met risicofactor) / absoluut risico op sterfte in andere groep (zonder risicofactor)

RR = R1/R0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat betekend attributieve fractie + hoe bereken je het?

A

Attributieve fractie (AF) = welke fractie van sterfte van de blootgestelde groep is te wijten aan de blootstelling zelf

AF = (RR - 1) / RR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat houdt stap 3 van Rose’s paradigma in?

A

Stap 3: wat is de verdeling van blootstelling in de populatie?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat houdt stap 4 van Rose’s paradigma in?

A

Stap 4: bereken op basis van verdeling van risicofator in de populatie (stap 2) de sterfte van elke categorie
- (groep 1/baseline groep) x baseline risico x RR

35
Q

Wat houdt stap 5 in van Rose’s paradigma?

A

Stap 5: bereken het aantal doden in elke categorie dat wordt veroorzaakt door de risicofactoren
- AF x doden aan ziekte

36
Q

Wat houdt stap 6 van Rose’s paradigma in?

A

Stap 6: bereken voor elke categorie wat de bijdrage is (%) aan de oversterfte door risicofactoren (getal boven de staaf)

37
Q

Wat waren de doorbraak-gedachten van Geoffrey Rose?

A
  • grootste gezondheidswinst in de populatie is te boeken in de groep met een matig-verhoogd risico op sterfte
  • preventiebeleid dat een kleine verschuiving in de verdeling van risicofacto richting gezonde mensen realiseert, kan veel effectiever zijn dan een preventiebeleid dat zich alleen richt op mensen met het hoogste risico
    • populație aanpak ipv hoog-risico benadering
38
Q

Wat is een nadeel bij de doorbraak-gedachten van Geoffrey Rose?

A
  • als je voor hele populatie het risico verlaagd, heeft de populatie daar veel effect van, maar iemand als individu niet

–> maatregelen niet beoordelen op wat het voor individu doet maar wat het op populatie niveau doet

39
Q

Wat zijn belangrijke voorwaarden om aan te voldoen om Rose’s paradigma toe te passen?

A
  1. het risico op ziekte gradueel stijgt met toenemende blootstelling, en
  2. lage niveau’s van blootstelling zeer veel voorkomend in de populatie, dan
  3. zullen personen met een klein risico meer bijdragen aan de ziektelast, dus
  4. ligt dan de populatiebenadering in preventiebeleid meer voor de hand
40
Q

Wat betekend de preventie paradox?

A

Preventie paradox = (schijnbare) tegenstelling dat preventieve maatregelen op populatieniveau een grotere gezondheidswinst opleveren, maar relatief weinig voor elk individu persoon

= een preventie maatregel met veel gezondheidswinst voor de bevolking, zal voor individuen weinig gezondheidswinst opleveren

41
Q

Op basis van welke indelingen kan je preventie indelen + subindelingen?

A
  • indeling naar ziektestadium:
    • primaire preventie
    • secundaire preventie
    • tertiaire preventie
  • indeling naar aangrijpingspunt
    • gezondheidsbescherming
    • gezondheidsbevordering
    • ziektepreventie
  • indeling op basis van doelgroep
    • universele preventie
    • selectieve preventie
    • geïnduceerde preventie
    • zorg gerelateerde preventie
42
Q

Wat betekend primaire preventie?

A

Primaire preventie = voorkomen van nieuwe gevallen van zeiekte door het wegnemen of verminderen van de onderliggende oorzaak
—> populație benadering

vb loodvrije benzine, autogordel, rookverbod

43
Q

Wat betekend secundaire preventie?

A

Secundaire preventie = opsporen van een aandoening in een zo vroeg mogelijk (pre-klinisch) stadium, zodat vroege behandeling mogelijk is en verergering van de ziekte wordt voorkomen
–> screening: hoog-risico benadering

44
Q

Wat betekend tertiaire preventie?

A

Tertaire preventie = het voorkomen of beperken van de gevolgen van een vastgestelde aandoening

45
Q

Wat betekend gezondheidsbescherming?

A

Gezondheidsbescherming = aanpak van omgeving van de mens om kans op blootstelling aan risicofactor te verkleinen

vb rookverbod, riolering, rotonde

46
Q

Wat betekend gezondheidsbevordering?

A

Gezondheidsbevordering = bevorderen van gezond gedrag

vb. lesprogramma op scholen, voorlichtingscampagne, gezonde kantine

47
Q

Wat betekend ziektepreventie?

A

Ziektepreventie = programma’s gericht op het voorkomen van specifieke (infectie)ziekten

vb vaccinatieprogramma DKTP

48
Q

Wat betekend universele preventie?

A

Universele preventie = algemene bevolking: bevorderen en beschermt actief de gezondheid van de bevolking

49
Q

Wat betekend selectieve preventie?

A

Selectieve preventie = bevolkingsgroepen met verhoogd risico: voorkomen dat personen met verhoogd risico voor een bepaalde aandoening daadwerkelijk ziek worden

50
Q

Wat betekend geïnduceerde preventie?

A

Geïndiceerde preventie = individuen met beginnende klachten: voorkomen van verergering tot een aandoening

–> gericht op mensen met verhoogd risico: vb gecombineerde leefstijl interventie

51
Q

Wat betekend zorg gerelateerde preventie?

A

Zorg gerelateerde preventie = individuen met ziekte: voorkomen van complicaties en beperkingen

52
Q

Waar moet je altijd op letten bij selectieve preventie?

A
  • Gaat om bevolkingsGROEPEN: vb jongeren, ouderen, lage sociaal-economische groepen –> gericht op oorzaak waarom in die groepen er ongezond gedrag is
  • In de samenleving zijn gezondheidsverschillen: maatregelen nemen waardoor de populatie in zijn geheel gezonder wordt
    • kan soms gebeuren dat niet iedereen ‘mee schuift’ –> kan leiden tot grotere gezondheidsverschillen
53
Q

Hoe ziet de preventie piramide eruit van benen naar boven?

A
  • universele preventie
  • selectieve preventie
  • geïnduceerde preventie
  • zorg gerelateerde preventie

primaire + secundaire preventie omvat: universeel, selectieve en deel geïnduceerde

tertiaire preventie omvat: geïnduceerde + zorg gerelateerde preventie

54
Q

Wat houdt het vakgebied medische milieukunde in?

A

Medisch milieukunde = medische specialist dat zich bezig houdt met d invloed van de omgeving op de gezondheid van de mens:
- beschermen en bevorderen van gezondheid
- beperken risico’s en stimuleren positieve factoren
- individuelen groepen
- opgenomen in Wet Publieke Gezondheid

55
Q

Welke ‘hoofdwet’ speelt er bij de medische milieukunde?

A

Mensen zijn bang voor zaken waarvan ze niet ziek worden en worden ziek van zaken waarvoor ze niet bang zijn

56
Q

Wat zijn de pijlers van de medische milieukunde?

A
  1. luchtkwaliteit
  2. geluid
  3. binnenmilieu
57
Q

Welke 2 stoffen zijn de belangrijkste soort luchtverontreiniging?

A
  1. stikstofoxide
  2. fijnstof
58
Q

Wat is het effect van stikstofoxide en fijnstof?

A

samen:
- veroorzaakt 13 verloren gezonde maanden
- 4,% ziektelast in NL

59
Q

Wat voor gezondheidseffecten kan fijnstof hebben?

A
  • foetus: kleiner hoofd, kleiner geboortegewicht
  • diabetes
  • cardiovasculair
  • kinderen: astma ontwikkeling en astma aanvallen uitlokken
  • cognitief: alzheimer, parkinson
60
Q

Hoe wordt in NL de luchtkwaliteit verbeterd door de jaren heen?

A
  • technische innovatie
  • minder verkeer
  • strengere normen
  • schone lucht akkoord
61
Q

Hoe kan geluid leiden tot geluidsoverlast?

A

Verschillende oorzaken voor:
blootstelling + fysiek of sociale omgeving + leefstijl –> beoordelen als lawaai + fysiologische reactie + genetische aanleg + verworven eigenschappen –> geluidsoverlast

62
Q

Wat voor gezondheidsklachten kan geluidsoverlast veroorzaken?

A
  • slaapverstoring, prestatie, concentratie
  • hinder, stress
  • psychosomatische reactie (bloeddruk, hormonen)
  • cardiovasculair en psychische aandoening
63
Q

Wat betekend hazard/gevaar?

A

Hazard/gevaar = iets dat mogelijk gevaarlijk kan zijn

64
Q

Wat betekend risico?

A

Risico = kans dat een hazard schade veroorzaakt

65
Q

Welke blootstelling-effect relaties zijn er?

A
  • dezelfde blootstelling kan meerdere ziektes veroorzaken
  • dezelfde ziekte kan meerdere oorzaken hebben
  • milieufactoren zijn meestal niet DE oorzaak, maar wel bijdrage aan ontwikkeling en ernst van ziekte
66
Q

Wat voor betekenis kan werk voor iemand hebben?

A
  • inkomsten
  • voldoening
  • sociale contacten
  • tijdverdrijf
  • ontwikkeling
  • identiteit
  • status
  • identificatie met het bedrijf - draagt bij aan een betere gezondheid
67
Q

Wat zijn de 6 A’s van de arbeidsomstandigheden?

A
  1. Arbeids inhoud: fysieke belasting
  2. Arbeids omstandigheden: werkdruk/werktempo
  3. Arbeids verhouding: onderlinge relaties, stijl van leidinggeven
  4. Arbeids voorwaarden: werktijden, beloning
  5. Arbeids perspectief: toekomst in dit werk?
  6. Arbeids Zingeving: waar doe ik het voor?
68
Q

Welke wetten zijn er voor de gezondheid van werknemers + wat houdt elke wet in?

A
  • arbowet: geeft de kaders aan voor goede en gezonde arbeidsomstandigheden, oa risico-inventarisatie en -evaluatie, open spreekuur bedrijfsarts
  • arbeidstijdenwet: uren per week, kinderarbeid, nachtwerk
  • wet arbeid en zorg: combineren van werk en zorgtaken, oa zwangerschaps- en bevallingsverlof, zorgverlof
69
Q

Wat zijn de drie belangrijkste risico’s van nachtwerk?

A
  • slaapproblemen
  • hart- en vaatziekten
  • diabetes type 2
70
Q

Welke ontwikkelingen doen zich voor in de arbeidsmarkt die invloed hebben op gezond werken?

A
  • groeiend aantal ZZP’ers –> geen bedrijfskunde zorg voor geregeld
  • vergissing
  • stijging pensioenleeftijd
  • met chronische ziekte blijven werken: 40% van de werknemers
  • nieuwe beroepen
  • technologische ontwikkelingen
  • kwaliteit, milieubewustzijn, zingeving
71
Q

Door welke oorzaken kan werk ziekte veroorzaken?

A
  • ongevallen
  • beroepsziekte
  • combinatie van factoren: samenspel van belasting en belastbaarheid
72
Q

Uit welke 4 mensen bestaat de arbodienst?

A
  • veiligheidskundige
  • arbeidshygiënist
  • A&O-kundige
  • bedrijfsarts
73
Q

Met welke dingen houdt de bedrijfsarts zich bezig?

A
  • ziekte door het werk: arbeidsomstandigheden
  • ziekte voor het werk: ziekteverzuim
  • gezond aan het werk: gezondheidmanagment
74
Q

Wat is de epidemiologische transitie?

A

Epidemiologische transitie: daling in sterfte gaat gepaard met belangrijke verschuiving in ziekte- en sterftepatronen,
- sterfte aan infectieziekte –> chronische aandoeningen
- oorzaken van ziekte en sterfte verschuiven van slechte sociale en fysieke omstandigheden in de omgeving: individuele leefstijlfactoren
*door: modernisering en toename welvaart
* roken, ongezonde voeding en tekort aan lichaamsbeweging in het begin het meest voorkomend bij hogere inkomensgroepen

75
Q

Wat betekend gezondheidsvoorlichting?

A

Gezondheidsvoorlichting = alle activiteiten die kunnen worden ondernomen om te stimuleren dat mensen zich op vrijwillige basis gezondere wille en kunnen gedragen

76
Q

Welke 2 theorieën worden veel gebruikt bij interventies?

A
  1. Health belief model:
  2. het beredeneer gedrag model
77
Q

Wat houdt het health belief model in?

A

voorspelt dat gedrag veranderd kan worden door 2 elementen
1. ervaren gezondheidsdreiging: ervaren risicoperceptie
2. evaluatie of eigen gedrag dreiging kan verminderen

78
Q

Wat houdt het beredeneer gedrag model in?

A

Beste voorspeller voor verandering gedrag: intentie

Intentie bepaald door:
- attitude tas gedrag: meting en afweging voor- en nadelen
- ervaren subjectieve norm: wat denk jij dat andere vinden?
- waargenomen gedragscontrole: maten waarin je instaat bent om veranderd gedrag uit te voeren, ook om lastigere omstandigheden

79
Q

hoe kan er gekeken worden naar het Obesitas probleem in NL? benoem welke factoren erbij spelen?

A
  • Omgeving is sterk veranderd door de jaren heen: obesogene omgeving en de runaway: als je omgeving/aanbieding ongezond is komt er meer obesitas voor
80
Q

Welke verschillende vormen van omgeving zijn er volgens het ANGELO raamwerk?

A
  • fysieke omgeving
  • economische omgeving
  • politieke omgeving
  • socio-culturele omgeving

verschillende setting:
- micro
- macro

81
Q

Wat houdt het sociaal-ecologische model in?

A

Omgevingskenmerken kunnen op verschillende manieren leiden tot ongezond gedrag:

  1. fysieke omgeving kan individuele determinanten van mensen gaan beïnvloeden
  2. intention-behavior gap = omgeving dat goede intentie stimuleert en goede intentie heeft maar wordt niet omgezet in goed gedrag
82
Q

Waar moet op worden gelet bij de preventie van obesitas?

A
  • maatregelen gericht op omgeving zijn gunstig voor de volksgezondheid
  • van leefstijladvies (leeftijlgeneeskunde) mag geen blijvend effect worden verwacht, als niet ook de omgeving gezonder wordt gemaakt
83
Q

Mensen worden steeds ouder en steden steeds groter, hoe kan hier preventief op worden ingezet om gezonde oudere te krijgen?

A
  • focus op zelfredzaamheid van de ouderen:
    • actief en onafhankelijk aan samenleving deel kunnen nemen met goede levenskwaliteit –> leeftijdsvriendelijke wijken
84
Q

Op welke 3 pijles is de age-friendly cities gericht van de WHO?

A
  1. toegankelijke fysieke omgeving
  2. inclusieve sociale omgeving
  3. gelijkheid voor iedereen