Voorwoord Flashcards
1
Q
Senja
A
Laat in de Middag
2
Q
kirikil
A
grind
3
Q
batu-batu kerikil
A
kiezelstenen
4
Q
pendahuluan
A
voorwoord
5
Q
kesan ramah
A
vriendelijke uitwerking
6
Q
ditata
A
geregeld
7
Q
mengenakan setelan jas
A
een pak dragen
8
Q
rok yang tak bercatat
A
ongemarkeerde rok
9
Q
penampilan
A
verschijning
10
Q
tata ruang
A
ruimetelijk
11
Q
menyangka
A
gedachte
12
Q
menarik diri
A
terugtrekken
13
Q
tersembunyi
A
verborgen
14
Q
dibawa menghadap
A
onder ogen zien
15
Q
menangani suatu bidang yang agak berbeda
A
houdt zich bezig met een iets ander vakgebied
16
Q
membayangkan
A
voorstellen
17
Q
mengenakan
A
dragen
18
Q
gagang
A
hendel
19
Q
bungkuk
A
gebocheld
20
Q
cemerlang
A
briljant
21
Q
kata-katu sambutan
A
verwelkomende woorden
22
Q
bergema
A
echode
23
Q
berlayar
A
zeilen
24
Q
mata pelajaran
A
onderwerpen
25
membahas
bespreken
26
menguasai soal itu
beheerst de materie
27
musim semi
lente
28
musim gugur
herfst
29
putra bungsu
jongste zoon
30
putri sulung
oudste dochter
31
menggali barang-barang
spullen opgragen
32
akhir-akhir ini
de laatste tijd
33
terampil
bekwaam
34
berkilau(an)
sprankelend
35
peci hitam
zwarte pet
36
mengajarkan
onderwijzen
37
pengalaman telah mengajarkan padanya
de ervaring had hem geleerd
38
keterampilan dan kemampuan
vaardigheden en capaciteiten
39
memusatkan pikiran
concentreren op
39
menjauhkan dari
weghouden van
40
persyaratan
voorwaarde
41
sehelai kertas
een stuk papier
42
rasa kagum bercampur heran
een gevoel van ontzag vermengd met verbazing
43
kagum
onder de indruk
44
tak kusangka
ik heb nooit gedacht
45
mau tak mau
leuk vinden of niet
46
anggun
sierlijk
47
berpapasan
elkaar passeren
48
kelihatan letih
moe uitzien
49
langkah
stap
50
dengan bimbang
onzeker
51
ketika
wanneer
52
menyambut
verwelkomen
53
menirukan
immiteren
54
purnawirawan
gepensioneerd
55
cekatan
behendig
56
berjanggut lebat
met borstellige baard
57
jubah
mantel
58
langsing
slank
59
keajaiban
wonder
60
maupun
of
61
segalanya
alle
62
menghadap
geconfronteerd
63
betapa
hoe
64
berolok-olok
plezier
65
disegani
gerespecteerd
66
maupun karena
noch
67
namun
echter
68
melamar
toepassen
69
tampan
druk
70
sekadar
gewoon
71
menyapa
begroeten
72
menyayangi
liefhebben
73
mestinya
het zou moeten
74
memuji
loven
75
kekar
robuust
76
tersandung
struikelde
77
garu
hark
78
mengelurkan
uitgestrekt
79
menoleh
draaide zich om
80
pirang
blond
81
terkesan
onder de indruk
82
terperanjat
geschokt
83
melotot
boos kijken
84
mengesangkan
indrukwekkend
85
bertubuh jangkung
lang
86
keteguhan
stevigheid
87
semata-mata berkat
gewoon een zegen
88
tepat
gepast
89
pembedeaan menimbulkan kejengkalan
Differentiatie zorgt voor irritatie
90
canggung
onhandig
91
meraih satu gelar
een titel gewonnen
92
kolot
ouderwets
93
tegas
stevig
94
ragam
verscheidenheid
95
perapian
haard
96
melengking
krijsend
97
firasat
voorgevoel
98
maklum
begrijpen
99
mengangguk membenarkan dengan halus
knik zachtjes instemmend
100