Vocabulary Flashcards
approximately, about
ongeveer
closed
dicht/gesloten
open (e.g. the shop is open)
geopend/open
to open
openen/opengaan
to close
sluiten/dichtgaan
sentence
de zin
different
verschillend
the same
hetzelfde/dezelfde
similar
dergelijk
during the week/weekdays
doordeweeks
to move/to reschedule
verzetten
surprise
de verrassing
to have a proposal
voorstel hebben
the day after tomorrow
overmorgen
to know so/stgh
kennen
to know of so/sthg
weten
for example
bijvoorbeeld
to like something
lekker vinden/lusten
to order
bestellen
to take
nemen
choice
de keuze
to make a choice
keuze maken
please
graag/alstublieft(alsjeblieft)
desert (food) (3)
het toetje/het desert/het nagerecht
starter course
het voorgerecht
main course
het hoofdgerecht
soup
de soep
table
de tafel
waiter
de ober/de serveerster-woman
receipt
de bon/het bonnetje
bill
de rekening
wonderful, delicious
heerlijk
inside
binnen
outside
buiten
meat
het vlees
corn
de mais
banana
de banaan
important
belangrijk
At what time?
Hoe laat?
When?
Waneer?
unfortunately
ongelukkig/helaas
spring
de lente
summer
de zomer
autumn
de herfst, het najaar
winter
de winter
sweet
zoet
salty
zout
bitter
bitter
sour
zuur
juice
de jus/het sap
salt
het zout
honey
de honing
egg
het ei
milk
de melk
cheese
de kaas
nasty, bad tasting, disgusting
vies
to hate something
iets vies vinden
to love something
houden van
difficult
moeilijk
easy
makkelijk
big<bigger<biggest
groot<groter<het grootst
soft<softer<softest
zacht<zachter<het zachtst
gladly<rather<preferably
graag<liever<het liefst
lot<more<the most
veel<meer<het meest
few,little<less<the least
weinig<minder<het minst
women
de vrouw
man
de man
close/nearby
dichtbij
far
ver weg
boy
de jongen
kid
het kind
girl
het meisje
How often?
Hoe vaak?
hiking
wandelen
shopping list
het boodschappenlijstje
I don’t feel like it (activity/thing)
Ik heb niet zo’n zin in + (verb/noun)
expensive
duur
cheap
goedkoep
to add
toevoegen
to full out
invullen
to write up
opschrijven
to need (3)
nodig hebben/benodigen/hoeven
to get/to receive
krijgen
safety
de veiligheid
note, banknote
het briefje (e.g. het briefje van tien)
change (coin money)
het kleingeld
wallet
de portemonnee
Who’s turn is it?
Wie is er aan de beurt?
second-hand clothing
tweedehandige kleding
clothing
de kleding
seller
de verkoper/de verkoopster
sender
de verzender
receiver
de ontvanger
to give
geven
as good as new
zo goed als nieuw
to use
gebruiken
used
gebruikt
worn
gedragen
to wear
dragen
to sell to
verkopen aan
actually/exactly
eigenlijk
fixed
vast(e)
sometimes
soms
often
vaak
every
elk(e)
earlier
eerder
later
later/straks
only
alleen/enkel
to wake up
opstaan
to have a shower
(zich) douchen
to have a breakfast
ontbijten
to turn on the computer
de computer aanzetten/aandoen
to answer
beantwoorden
to set up meetings
afspraken maken
to do housework/chores
huishouden doen
to tidy up
opruimen
to clean
schoonmaken/reinigen
mostly
meestal
to do the shopping
boodschappen doen
to watch
kijken
to participate in
deelnemen
relaxing
ontspannend
never
nooit
first(ly)
eerst
lastly
tot slot
cutlery
het bestek
enough
genoug
pan
de pan
plate
het bord
entrance
de toegang
admission ticket
de toegangskaart
airplane
het vliegtuig
boat
de boot
stop (metro, tram, bus)
de halte
bend (on the road)
de bocht
rail
het spoor
airport
het vliegveld
clear/obvious
duidelijk
door
de deur
stair(s)
de trap
lift/elevator
de lift
gear/ acceleration
de versnelling
grape
de druif
to stir
roeren
to cut
snijden
to transfer
overmaken
tip/gratituity
de fooi
greengrocer (zöldséges)
de groenteboer
kind regards
vriendlijke groeten
sufficient
voldoende
to divide
delen
to do the dishes
de afwas doen/afwassen
laundry
het wasgoed
to vaccuum
stofzuigen
burden/load
de last
to have pain in (internal)
pijn hebben in
to have pain on (external)
pijn hebben aan
headache
hoofdpijn
to have problem with
last hebben van
belly, tummy
de buik
to fall from
vallen van
in order to
om te
throat
de keel
to look in
kijken in
to look at
kijken naar
to feel
voelen
to touch
voelen aan
complaint
de klacht
doctor
de dokter/ de arts
GP (general practitioner)
de huisarts
reason, cause
de reden/de oorzaak
the why
de waarom
ügyeleti idő
het spreekuur
to have a fever
koorts hebben
musclepain
de spierpijn
body
het lichaam/het lijf
nausous, sick
misseljijk
the flue
de grip
Get well soon!
Beterschap!
tired
moe
to have a cold
verkouden zijn
ear, ears
het oor, de ooren
eye, eyes
het oog, de oogen
nose, noses
de neus, de neuzen
mouth
de mond
arm
de arm
knee, knees
de knie, de knieen
head, heads
het hoofd, de hoofden
toe, toes
de teen, de tenen
neck, necks
de nek, de nekken
back
de rug
shoulder, shoulders
de schouder, de schouders
finger, fingers
de vinder, de vingers
hand, hands
de hand, de handen
leg, legs
het been, de benen
calf
de kuit
cramp in the calf
kramp in/aan mijn kruit
to move
bewegen
present
het heden
past
het verleden
future
de toekomst
since
sinds
already
al
still
nog steeds
not yet
nog niet
no more
niet meer
the day before yesterday
eergisteren
city hall
het stadhuis/ het gemeentehuis
to register yourself
jezelf inschrijven
to register birth
geboorte aangevento
to renew driver’s license
rijsbewijs verlengen
to request a driver’s license
rijsbewijs aanvragen
to marry
trouwen
relocation
de verhuizing
destination
de bestemming
marriage
het huwelijk
to report/to pass on info
doorgeven
before/prior
vooraf
possibilities
de mogelijkheiden
declaration
de aangifte
wedding
de bruiloft
passing away
het overlijden
death
de dood
divorce
de scheiding
passport
het paspoort
birth
de geboorte
to die/to pass away
overlijden
to be born
geboren worden
to get divorced
scheiden
soon
binnenkort
probably
waarschijnlijk
bald
kaal
shy, embarassed
verlegen
deceased, passed away
overleden
young
jong
to be married to someone
getrouwden zijn met iemand
thick, fat
dik
thin
dun
moustache
de snor
beard
de baard
slender, slim
slank
to pull, draw (also to hike)
trekken
while
terwijl
invitation
de uitnodiging
to invite
uitnodigen
lost
verloren
expired
verlopen
driver’s license
het rijsbewijs
spoon
de lepel
flavour
de smaak
nightstand
het nachtkastje
parttime job
de bijbaan
to work parttime
in deeltijd/parttime werken
what kind of..?
wat voor…?
job
de baan
nowhere
nergens
electrical outlet/socket
het stopcontact
weather
het weer
trafffic jam
de file
by the way
trouwens
to accompany someone
meelopen met iemand
near/by/next to
naast
opposite/accross
tegenover
to address (her/him)
aanspreken (haar/hem)
to understand
begrijpen
above
boven
to do small talk
over koetjes en kalfjes praten
voluntary work/service
het vrijwilligerswerk
quality (tulajdonság)
de eigenschap
polite
beleefd
calm
rustig
vacancy
de vacature
experience
de ervaring
available
beschikbaar
to try something on (clothes)
passen
to try something (food)
proeven
to swing
schommeln
swing
de schommel
He’s done well for himself
Hij heeft goed geboerd.
smart
slim
dumb, stupid
dom
complex
ingewikkeld
fast
snel
slow
langzaam
sad (2)
somber, verdrietig
happy (3)
blij, gelukkig, vrolijk
nervous, anxious (3)
zenuwachtig, nerveus, onrustig
not quite/ a bit
niet helemaal
not at all
helemaal niet
explanation
de uitleg