vertaling Plinius Flashcards
Scribis te absentia mea non mediocriter affici unumque habere solacium, quod pro me libellos meos teneas, saepe etiam in vestigio meo colloces.
Jij schrijft dat je niet weinig getroffen wordt door mijn afwezigheid en één troost hebt, namelijk dat je in de plaats van mij mijn boekjes vasthoudt, en je legt ze dikwijls ook op mijn plaats.
Gratum est quod nos requiris, gratum quod his fomentis acquiescis; invicem ego epistulas tuas lectito atque identidem in manus quasi novas sumo.
Het is lief, dat je ons mist, het is lief, dat je met deze troostmiddelen tot rust komt. Ik, van mijn kant, lees dikwijls jouw brieven en herhaaldelijk neem ik ze in mijn handen alsof ze nieuw zijn.
Sed eo magis ad desiderium tui accendor: nam cuius litterae tantum habent suavitatis, huius sermonibus quantum dulcedinis inest! Tu tamen quam frequentissime scribe, licet hoc ita me delectet ut torqueat. Vale.
Maar ik word des te meer aangestoken tot het verlangen naar jou; want hoeveel zoetheid is er in de gesprekken van de persoon, van wie de brieven zoveel zoetheid hebben! Jij schrijft zo vaak mogelijk, ook al doet het me zo een plezier dat het pijn doet. Gegroet.
Incredibile est quanto desiderio tui tenear. In causa amor primum, deinde quod non consuevimus abesse. Inde est quod magnam noctium partem in imagine tua vigil exigo; inde quod interdiu, quibus horis te visere solebam, ad diaetam tuam ipsi me, ut verissime dicitur, pedes ducunt; quod denique aeger et maestus ac similis excluso a vacuo limine recedo. Unum tempus his tormentis caret, quo in foro et Samicorum litibus conteror.
Het is ongelooflijk door hoe een groot verlangen naar jou ik word vastgehouden. Als oorzaak is er ten eerste de liefde, vervolgens dat wij niet gewoon zijn op afstand te zijn. Vandaar komt het dat ik een groot deel van de nacht wakker doorbreng in de herinnering aan jouw aanblik; vandaar komt het dat af en toe, op de uren ik gewoon was je te bezoeken, mijn voeten om het treffend te zeggen mij leiden naar jouw kamer; vandaar dat ik tenslotte ziek en droevig en gelijkend op een buitengeslotene terugkeer van een lege drempel. Eén moment is vrij van deze kwellingen, het moment waarop ik op het forum mij afsloof voor de rechtszaken van vrienden.
Aestima tu, quae vita mea sit, cui requies in labore, in miseria curisque solacium. Vale.
Beeld je in welk leven ik leid, ik voor wie rust is in werk, troost in ellende en zorgen. Gegroet.
Ridebis, et licet rideas. Ego, ille quem nosti, apros tres et quidem pulcherrimos cepi. ‘Ipse?’ inquis. Ipse; non tamen ut omnino ab inertia mea et quiete discederem. Ad retia sedebam; erat in proximo non venabulum aut lancea, sed stilus et pugillares; meditabar aliquid enotabamque, ut si manus vacuas, plenas tamen ceras reportarem.
Je zal lachen, en je mag lachen. Ik, hij die jij kent, heb drie evers gevangen, en wel zeer mooie. “Jij zelf?” vraag je. Ik zelf, maar wel zonder helemaal weg te gaan van mijn gemak en rust. Ik zat neer bij de netten; er was geen lans of speer in de buurt, maar wel een schrijfstok en een schrijftafeltje; ik overdacht iets en tekende het op, om in geval van lege handen toch volle wassen terug te brengen.
Non est quod contemnas hoc studendi genus; mirum est ut animus agitatione motuque corporis excitetur; iam undique silvae et solitudo ipsumque illud silentium quod venationi datur, magna cogitationis incitamenta sunt.
Er is geen reden om deze soort van studeren te minachten; het is wonderlijk, hoe de geest opgewekt wordt door activiteit en beweging van het lichaam; bovendien zijn de bossen van alle kanten en de eenzaamheid van de stilte zelf, die aan de jacht wordt gegeven, grote prikkels voor de gedachte.
Proinde cum venabere, licebit auctore me ut panarium et lagunculam sic etiam pugillares feras: experieris non Dianam magis montibus quam Minervam inerrare. Vale.
Dus, wanneer je gaat jagen, zal het met mij als autoriteit toegestaan zijn, zodat je, zoals je een broodmand en een veldfles brengt, ook een schrijftafeltje brengt. Jij zal ondervinden dat Diana niet meer dan Minerva in de bergen ronddwaalt.
Petis ut tibi avunculi mei exitum scribam, quo verius tradere posteris possis. Gratias ago; nam video morti eius si celebretur a te immortalem gloriam esse propositam.
Jij vraagt dat ik aan jou schrijf over het levenseinde van mijn oom, opdat jij het des te waarheidsgetrouwer aan de toekomstige generaties zou kunnen overleveren. Ik bedank je want ik zie dat onsterfelijk glorie in het vooruitzicht is gesteld aan zijn dood als hij door jou gevierd wordt.
Quamvis enim pulcherrimarum clade terrarum, ut populi ut urbes memorabili casu, quasi semper victurus occiderit, quamvis ipse plurima opera et mansura condiderit, multum tamen perpetuitati eius scriptorum tuorum aeternitas addet.
Hoewel hij omgekomen is bij de verwoesting van de mooiste landstreek en hij altijd zal leven zoals volkeren en steden door een gedenkwaardig voorval, hoewel hij zelf zeer veel en onvergankelijke werken heeft geschreven, toch zal de eeuwigheid van jouw geschriften veel bijdragen aan zijn onsterfelijkheid.
Equidem beatos puto, quibus deorum munere datum est aut facere scribenda aut scribere legenda, beatissimos vero quibus utrumque. Horum in numero avunculus meus et suis libris et tuis erit. Quo libentius suscipio, deposco etiam quod iniungis.
Alleszins acht hen gelukkig, aan wie het door het geschenk van de goden gegeven is om te doen wat schrijvenswaardig is of om te schrijven wat lezenswaardig is, zeer gelukkig acht hen, aan wie het beiden is gegeven. Onder hun aantal zal mijn oom zowel door zijn boeken als door jouw boeken zijn. Met des te meer plezier neem ik het op mij, verlang ik zelfs dat wat jij opdraagt.
Erat Miseni classemque imperio praesens regebat. Nonum Kal. Septembres hora fere septima mater mea indicat ei apparere nubem inusitata et magnitudine et specie.
Hij was in Misenum en hij regeerde een vloot door zijn imperium ter plaatse. Op 24 augustus, bijna het zevende uur, wees mijn moeder hem erop dat een ongewone wolk, zowel in grootte als in vorm, verscheen.
Usus ille sole, mox frigida, gustaverat iacens studebatque; poscit soleas, ascendit locum ex quo maxime miraculum illud conspici poterat. Nubes - incertum procul intuentibus ex quo monte; Vesuvium fuisse postea cognitum est - oriebatur, cuius similitudinem et formam non alia magis arbor quam pinus expresserit.
Hij, die wat van de zon had genoten, en daarna van water, had liggend geluncht en studeerde; hij eiste zijn sandalen, beklom een plaats waaruit hij dat mirakel zeer goed kon zien. Er ontstond een wolk - het was onzeker voor de van ver kijkenden uit welke berg (later is het geweten dat het de Vesuvius was) - waarvan geen andere boom meer dan de pijnboom de gelijkenis en de vorm uitdrukt.
Egrediebatur domo; accipit codicillos Rectinae Tasci imminenti periculo exterritae - nam villa eius subiacebat, nec ulla nisi navibus fuga -: ut se tanto discrimini eriperet orabat.
Hij ging weg van huis; hij ontving een briefje van Rectina van Tascus, die hevig verschrikt was door het dreigende gevaar (want haar villa lag aan de voet van de Vesuvius en er was geen enkele uitvlucht behalve met een schip); ze smeekte dat hij haar zo snel mogelijk uit het gevaar zou redden.
Vertit ille consilium et quod studioso animo incohaverat obit maximo. Deducit quadriremes, ascendit ipse non Rectinae modo sed multis - erat enim frequens amoenitas orae - laturus auxilium.
Hij veranderende zijn plan en, dat wat hij was begonnen met een leergierige geest, ondernam hij nu met een grootmoedige geest. Hij trok de vierriemers in zee, klom zelf aan boord om niet alleen Rectina, maar velen hulp te brengen (want de lieflijke ligging van de kust was druk bezocht).