Verstandelijke beperking (VB) Flashcards

1
Q

Omschrijft de definitie van het VAPH voor VB.

A

Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) omschrijft een VB als beperktheden:
­ - in het intellectueel functioneren
­ - én in het adaptief functioneren op conceptueel, sociaal en praktisch vlak
­ - die ontstaan is tijdens de ontwikkeling (ontwikkelingsstoornis)
­ - die blijvend zijn

Dit heeft invloed op het algemeen dagelijks functioneren van de persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Legt ‘het intellectueel functioneren’ uit en geeft voorbeelden.

A

Intellectueel functioneren is bekwaamheid om informatie op te doen, te begrijpen, te verwerken, erover na te denken en te gebruiken om problemen op te lossen (ruimer dan IQ alleen)
­ redeneren: logisch denken, verbanden leggen, oorzaak-gevolgrelaties begrijpen
­ probleemoplossend denken: problemen herkennen, analyseren & oplossen
­ abstract denken: zaken begrijpen die niet direct waarneembaar zijn, zoals: symbolen, beeldspraak of abstracte ideeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Weet dat personen met een IQ tussen 70 en 85 (zwakbegaafdheid) niet behoren tot de groep van personen met een VB.

A

Gauss-curve
1. Verstandelijk beperkt (zeer zwak begaafd) 40-70
2. Zwak begaafd 70-85 deze groep behoort niet tot de groep VB
3. Normaal begaafd 85-115
4. Meer begaafd 115-130
5. Hoog begaafd 130-160

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Legt ‘ het adaptieve functioneren’ uit en geeft voorbeelden.

A

Vaardigheden die een persoon nodig heeft om zich aan te passen aan het dagelijks leven en om zelfstandig te functioneren.
Drie soorten adaptieve vaardigheden
1. Praktische adaptieve vaardigheden
2. Sociale adaptieve vaardigheden
3. Conceptuele adaptieve vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kan de 3 verschillende ’adaptieve vaardigheden’ uitleggen.

A

­ Praktische adaptieve vaardigheden
Alledaagse taken en handelingen die nodig zijn voor zelfzorg en onafhankelijk functioneren (ADL )
o persoonlijke hygiëne, aan- en uitkleden, eten & drinken, toiletgebruik, huishoudelijke taken, geldbeheer, …
­ Sociale adaptieve vaardigheden
Effectief communiceren, relaties uitbouwen, interacties aangaan, begrijpen en toepassen sociale normen & regels
o luisteren, non-verbale communicatie, empathie, sociale signalen begrijpen, vriendschap onderhouden, …
­ Conceptuele adaptieve vaardigheden
In ≠ situaties abstracte informatie begrijpen, verwerken, en toepassen (schoolse vaardigheden)
o begrip van tijd, geld, tellen, meten, kleuren, vormen, letters, cijfers, … (onderwijs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Weet dat bij personen met een VB de intellectuele en adaptieve beperkingen voor de kalenderleeftijd van 22 jaar begonnen zijn.

A

Een verstandelijke beperking wordt doorgaans gediagnostiseerd vóór de kalenderleeftijd van 22 jaar
Kalenderleeftijd=> de leeftijd v/d persoon in jaren sinds de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Weet dat er bij VB een verschil is tussen ontwikkelingsleeftijd en kalenderleeftijd (disharmonische ontwikkeling) en kan dit uitleggen.

A

Verstandelijk beperkte personen hebben een disharmonische ontwikkeling
­ De kalenderleeftijd en de ontwikkelingsleeftijd lopen niet gelijk:
Fysieke/ lichamelijke & kalenderleeftijd ≠ cognitieve, emotionele, sociale & psychoseksuele ontw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Legt ‘schijnbare ontwikkeling’ uit bij VB.

A

Schijnbare ontwikkeling: hoe iemand lijkt te zijn op basis v uiterlijke kenmerk & vaardigh.
Dit zorgt ervoor dat de persoon overschat wordt, wat tot spanningen en teleurstellingen kan leiden.
­ Resultaat: laag zelfbeeld & weinig vertrouwen in anderen
­ Maakt hen emotioneel, psychisch kwetsbaar m risico op gedragsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kent de voornaamste ontwikkelingsgebieden.

A

Een verstandelijke beperking ontstaat tijdens de ontwikkeling ( ontwikkelingsstoornis)
Ontwikkelingsleeftijd= ontwikkeling op verschillende ontwikkelingsgebieden, + bij elke leeftijdsfase horen bepaalde vaardigheden.
­ Lichamelijke ontw
Fysieke groei & veranderingen in het lichaam van een individu:
lengte, gewichtstoe-/afname, puberteit, veroudering
­ Cognitieve ontw
Groei & veranderingen in denkvermogen en mentale processen:
taalontwikkeling, geheugen, redeneren
­ Emotionele ontw
Begrijpen van emoties, ontwikkelen van emotionele veerkracht, reguleren van gevoelens (blijdschap, verdriet, angst)
­ Sociale ontw
Wijze waarop individuen relaties vormen, onderhouden in interactie met anderen:
communicatie, empathie, ontwikkelen van vriendschappen
­ Psychoseksuele ontw
Persoonlijke ontw v/e individu wordt beïnvloed door de ≠ stadia van seksuele ontw tijdens de kindertijd & adolescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Weet dat VB een blijvende toestand is.

A

Dankzij ondersteuning & begeleiding blijft de achterstand gedurende het gehele leven aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kan de ≠ondersteuningsnoden weergeven en uitleggen van personen met een VB.

A

Personen met een VB indelen volgens hun ondersteuningsnood:
Hoeveel hulp & begeleiding is er nodig ifv een goede QofL (ELMZZSIR)

LICHTE ONDERSTEUNINGSNOOD
Lichte VB IQ 55-70 niv lager schoolkind
­ Intellect funct is iets beperkter dan bij normaal begaafd pers
­ Redelijk zelfstandig adaptief funct
MATIGE ONDERSTEUNINGSNOOD
Matige VB IQ 40-55 niv kleuter
­ Intellect funct is merkbaar beperkter dan bij normaal begaafd pers
­ Zwak zelfst adaptief funct
GROTE ONDERSTEUNINGSNOOD
Ernstige VB IQ 25-40 niv peuter
­ Intellect funct is meer dan merkbaar beperkter dan bij normaal begaafd pers
­ Valt in grote mate uit voor adaptief funct
CONSTANTE ONDERSTEUNINGSNOOD
Diepe VB IQ <25 niv baby m grote zorgbehoeft
­ Beperkingen in alle aspecten
­ Bijna geen adaptief functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kent de oorzaken van VB en kan deze uitleggen.

A

­ door chromosomale en genetische aspecten
­ prenatale, perinatale of postnatale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoemt het syndroom van down als genetische, chromosomale oorzaak en kan uitleggen waarom.

A

Het syndroom van Down is zowel een chromosomale afwijking (door het extra chromosoom21) als een genetische afwijking (omdat de extra genen invloed hebben).
­ Het syndroom van Down ontstaat door een fout in de chromosomen
­ Normaal hebben we 2 exemplaren van chromosomen 21 in elke cel
o Bij het syndroom van Down is er een extra chromosoom 21: 3 ipv 2)
­ Dit extra chromosoom bevat extra genen, die de bouwstenen van het lichaam beïnvloeden.
o Hierdoor ontstaan de typische kenmerken v/h syndroom van Down, zoals bepaalde uiterlijke eigenschappen en verstandelijke beperkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kan het verschil tussen pre -peri -en postnatale oorzaken uitleggen adhv voorbeelden.

A

­ Prenataal (vóór de geboorte)
o Infectieziekten [rubella (rode hond), toxoplasmose]
o Alcohol, geneesmiddelen- en drugsgebruik (foetaal alcoholsyndroom)
­ Perinataal (tijdens de geboorte)
o Te lang zonder zuurstof kan leiden tot hersenschade bij de baby
o Onvolgroeide organen & nog niet volledig ontwikk zenuwstelsel bij prematuur
­ Postnataal (na de geboorte)
o Ernstige infecties/ ziekten zoals:
hersenvliesontsteking/ ernstig onbehandelde geelzucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kan adhv het schema uitleggen waarvoor het AAIDD-model staat (dimenies, ondersteuningssystemen en het menselijk functioneren).

A

VB De vier pijlers van ‘Van Os’
­ wel: ik wil je begrijpen:
o wat is er met jou gebeurd (1)
o wat zijn je kwetsbaarheden en weerbaarheden? (2)
­ niet: ik wil jou gepast ondersteunen (waar wil je naartoe (3), wat heb je nodig?(4)
5 dimensies (rechts schema)
1. Cognitieve vaardigheden
Denkvermogen zoals leren, onthouden en problemen oplossen (kan beïnvloed worden door leeftijd, gezondheidstoestand, opleiding & levenservaring)
2. Adaptieve vaardigheden
Praktische, sociale en conceptuele vaardigh vr zelfst funct
3. Gezondheid
Lichamelijk & mentaal welzijn (gevoelens)
4. Participatie
Mate van betrokkenheid in de samenleving: sociale contacten & activiteiten
5. Context
Normen & waarden, relaties (familie, vrienden, collega’s & gemeenschap) cultuur, woonplaats, economische status, finan situat
Ondersteuningssystemen (midden schema)
= bieden hulp, zorg en begeleiding aan individu (en diens netwerk)
­ Bestaan uit: familie, vrienden, professionals & organisaties
­ Helpen bij emotio steun, praktische hulp (boodsch) & prof begeleid (gedragsprob)
­ Organisaties (dagbestedingscentra & G-sportclubs) bieden activiteiten en soc onderst
Menselijk functioneren (links schema)
­ De 5 dimensies & onderst worden in kaart gebracht om belemmeringen te begrijpen
­ Dit leidt tot een gepersonal ondersteuningsplan om de pers geluk & gezond te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Legt beschermende en belemmerende factoren uit en geeft voorbeelden bij het AAIDD-model.

A

Kwetsbaarheden (belemmerende factoren)
Eigenschappen/ omstandigheden die negatieve effecten versterken
- Zoals moeite met risico-inschatting, afhankelijkheid, beperkt begrip v sociale regels
- Bv: Moeite met manipulatie of gevaar te herkennen in sociale situaties
Weerbaarheden (beschermende factoren)
Eigenschappen/ omstandigheden die negatieve effecten sterk verminderen
- Zoals creativiteit, eerlijkheid, behulpzaamheid
- Bv: enthousiasme kan helpen om positief contact te maken met anderen

17
Q

Kan benoemen op welke gebieden en hoe je mensen met een VB kan ondersteunen (persoonlijke groei, zelfredzaamheid, onderwijs en als volwassene).

A
  • Persoonlijke groei: Begeleiden bij de ontwikkeling van cognitieve, sociale, emotionele, lichamelijke en psychosociale vaardigheden. Aanpak afstemmen op capaciteiten, doelen en voorkeuren.
  • Zelfredzaamheid: Leren van dagelijkse vaardigheden zoals koken, wassen, omgaan met geld en vervoer.
  • Onderwijs: Aanbieden van aangepast onderwijs en trainingen, gericht op leerdoelen en praktische vaardigheden.
  • Als volwassene: Ondersteunen bij werk (dagbesteding of begeleid werk), relaties en deelname aan de maatschappij.
18
Q

Geef aan waarom je als OPB inzet op interesse, motivatie en talenten bij mensen m/e VB.

A

Dit verhoogt de motivatie, betrokkenheid en focus van de cliënt. Het benutten van talenten geeft zelfvertrouwen en eigenwaarde, wat de effectiviteit van begeleiding vergroot en de cliënt helpt zijn doelen te bereiken.

19
Q

Legt uit wat orthopedagogische technieken zijn.

A

Gerichte interventies en begeleidingswijzen ontstaan door onderzoek en ervaring (dus geen buikgevoel!) die de kwaliteit van leven voor individuen met een (VB) beperking verbeteren.
Twee voorbeelden: gentle teaching & basale stimulatie

20
Q

Geeft 2 orthopedagogische technieken voor mensen met een VB, legt deze grondig uit en herkent ze uit een casus.

A

GENTLE TEACHING
Leren begrijpen van de persoon met het moeilijk te begrijpen gedrag + er op een zachte manier op in te spelen door in te zetten op
- veiligheid: geborgenheid, betrouwbaar, voorspelbaar, consistent
- verbondenheid: echt luisteren, oprechte aandacht en interesse in de persoon
- onvoorwaardelijke aanvaarding: niet oordelende, begripsvolle en empathische houding
- betrokkenheid: samen activiteiten ondernemen, gewoon aanwezig zijn, welbevinden achterhalen
BASALE STIMULATIE
Interactie en het welzijn bij grote / constante ondersteuningsnood verbeteren door in te zetten op
- actieve beweging (zelf vastnemen v ≠ texturen)
- en passieve beweging (arm v/d cliënt zachtjes op en neer bewegen)
- inzetten op ≠ zintuiglijke waarneming (zicht, gehoor, smaak, tast, reuk, evenwicht)
- non-verbale communicatie (aanraking, oogcontact, geluiden)

21
Q

Kan het begrip ‘zelfredzaamheid’ uitleggen en aangeven hoe je hierin kan ondersteunen als OTB op vlak van communicatie.

A

Zelfredzaamheid ‘Jezelf kunnen redden’ Het vermogen om voor zichzelf te zorgen en zo onafhankelijk mogelijk te functioneren bij ADL. (eten, drinken, aankleden, toiletgebruik,…)
≠ Zelfstandigheid: In staat zijn om onafhankelijk te zijn v ea. Zelf op onderzoek gn, oplossing zoeken & hulp vragen
Hoe zelfredzaamheid ondersteunen?
- Rekening houden m communicatie & communicatie - voorkeur
- Gebruik van hulpmiddelen

22
Q

Kent de vier niveaus van communiceren met mensen met een VB, kan ze uitleggen en een voorbeeld bij geven of de niveaus uit een voorbeeld herkennen.

A

­ Sensatieniveau
Directe zintuiglijke ervaringen (aanraking, geluid, smaak, geur en zicht) zonder betek
o Ervaart sensatie van zwembroek, geen besef dat men gaat zwemmen
­ Presentatieniveau
Begrijpt enkel waar het om gaat als hij in de situatie zelf is
o Enkel als zwembroek in zwembad aan, niet thuis
­ Representatieniveau
De verwijzende functie begrijpen
o Zwembroek thuis aan = zwemmen
­ Metarepresentatieniveau
Abstracte taal of de figuurlijke betekenis van taal begrijpen
o Hij is als een vis in het water = hij zwemt graag

23
Q

Houdt rekening met de voorkeurswijze van communiceren bij personen met een VB.

A

Communicatiekanaal ≠ v pers tot pers: mondeling - visueel - tactiel - combinatie van…
Benaderen via kanaalvoorkeur zorgt voor meer motivatie en interesse om te communiceren.

24
Q

Kent het ≠ tss alternatieve en ondersteunende communicatie en geeft hier voorbeelden bij.

A

ALTERNATIEVE
Communicatiesystemen die IN DE PLAATS KOMEN VAN de gesproken taal.
ONDERSTEUNENDE (aanvullend)
Communicatiemethoden/ -hulpmiddelen die de bestaande communicatievaardigh v/e pers AANVULLEN OF VERSTERKEN
Voorbeelden zowel alternatief als aanvullend inzetbaar
- Symbolen, pictogrammen, foto’s
Woorden of begrippen vertegenwoordigen (het begrip “afwassen”)
- Stappenplan
Gestruct lijst v acties/ stappen die gevolg moet word (opgedeeld kleine beheerbare delen)
- Aanwijskaarten of -boeken
Afbeeldingen, foto’s, woorden die een pers kan aanwijzen (placemat gebonden situaties)
- Concrete verwijzers
Daadwerkelijke voorwerpen die fysiek knn worden gevoeld & aanschouwd (tand poets)
- SMOG (Spreken Met Ondersteuning van Gebaren)
Eenvoudige gebaren gecombi m gesprken taal om communic te versterk (autostuur)
- Websites met eenvoudig taal
Gebruik afbeeldingen, video’s of picto’s om de inhoud te verduidelijken (wai-not.org)

25
Q

Legt uit wat ‘inclusief onderwijs’ is.

A

Inclusie: iedereen samen in de klas: de school sluit aan bij de onderwijsbehoeften van alle kinderen uit de buurt, ongeacht hun beperking of de ernst daarvan.
- Exclusie: kinderen uitsluiten (thuiszitten/ langdurig verblijf in jeugdzorg)
- Integratie: speciale klassen op reguliere school, kind met beperk krijg apart les & knn aansluiten
- Segregatie: kinderen gn vanwege hun beperk nr speciale scholen

26
Q

Weet wat ‘ReDiCoDis’ is, kan dit uitleggen & voorbeelden bij geven vr kinderen m/e VB.

A

Kinderen/jongeren met een verstandelijke beperking kunnen naar een gewone school.
 ReDiCoDis maatregelen volgens onderwijsbehoeften van het kind/ jongere
­ Remediëren
Extra herhalen van leerstof
o Letters op een speelse manier inoefenen door letters te vissen
­ Differentiëren
Aanpassen volgens capaciteiten
o Meer tijd, minder oefeningen
­ Compenseren
Iets toevoegen om te vergemakkelijken
o Voorleessoftware Sprint
­ Dispenseren
Weglaten van bepaalde eisen
o Kortere schooldag

27
Q

Weet dat er binnen het Buitengewoon Onderwijs ‘Type Basisaanbod’ en ‘Type 2’ bestaat en welke kinderen daarvoor in aanmerking komen.

A

TYPE BASISAANBOD
- kinderen met een normaal IQ tot een licht verstandelijke beperking (IQ van 55 – 70)
- + wnn ReDiCoDi onvoldoende effect heeft om te knn leren lezen, rekenen, schrijven,
- kleinere klasgroepen, met meer individuele en persoonlijke aandacht en leraren die expertise hebben op vlak van leerproblemen
TYPE 2
- kinderen met een matige (IQ 40 – 55)ernstige (IQ 25 – 40) of diep (IQ 0 – 25) verstandelijke beperking.
- focus op levensvaardigheden, sociale integratie en indien mogelijk beroepsvoorbereiding

28
Q

Weet welke opleidingsvormen aangeboden worden in het BuSO.

A
  • OV1: type 2, 3, 4, 6, 7, 9: Maatschapp participatie & event werken in een omgev m onderst
  • OV2: type 2, 3, 4, 6, 7,9: Maatschapp participatie & werken in een omgev m onderst
  • OV3: type BA, 3, 4, ,6, 7,9: Maatsch partici & tewerkstel in het gewone arbeidsmilieu (duale opl)
  • OV4: type 3, 4, 5, 6, 7, 9: Algemeen, beroeps-, kunst- en technisch onderwijs (duale opl)
  • Type basisaanbod: vr lln m specif onderwijsbehoeft vr wie het gemeenschap curricu met redelijke aanpassingen niet haalbaar is in een school voor gewoon onderwijs
    Type 1: normaal tot LVB (IQ 55-70) & Type 8: ernstige leerstoornissen
  • Type 2: VB matig/ ernstig
  • Type 3: GES zonder VB
  • Type 4: motorische beperking
  • Type 5: lln in een ziekenhuis, preventorium of residentiële setting
  • Type 6: visuele beperking
  • Type 7: auditieve beperking of STOS (spraak en taal ontwikk stoornis)
  • Type 9: ASS zonder VB
29
Q

Weet dat er schoolvervangende opvang bestaat voor kinderen m/e ernstige tot diepe VB.

A

vr kinderen & jongeren tss 2,5 en 21 jaar met een:
- ernstige ( IQ 25 – 40 ) tot diep (IQ 0 – 25) VB met
o + ontwikkelingsleeftijd onder de 24 maanden
o + vaak bijkomende gedrags- en emotionele problemen
- tijdens de schooluren wordt alternatief progr aangeboden op maat v/h kind/jongere

30
Q

Kent het bestaan v maatwerkbedrijven & activiteiten in een dagcentrum vr volw m/e VB.

A

MAATWERKBEDRIJF
- vroegere beschutte werkplaats
- speciale werkplek voor mensen met een beperking
- het werk is aangepast aan hun behoeften
- ondersteuning van een jobcoach
- specifiek ingerichte werkplek
DEELNEMEN AAN ACTIVITEITEN IN DAGCENTRUM
- kan medische, psychologische, paramedische, sociale & educatieve opvolging aanbieden
- aangepaste activiteiten om vaardigheden te verkrijgen of te behouden die nodig zijn voor het dagelijks leven, en die op die manier gunstig zijn voor de zelfredzaamheid.