Uitdrukking met vaste voorzetsels Flashcards

1
Q

Iets op gang brengen

A

De zaak aan het rollen brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Toezicht houden, opletten

A

Een oogje in het zeil houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vluchten

A

Op de vlucht slaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beginnen te vechten, ruzie maken

A

Elkaar in het haar (in de haren) vliegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met iemand praten zonder dat er anderen bij zijn

A

Iemand onder vier ogen spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Iets verkeerd gedaan hebben

A

Iets op zijn kerfstok hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het iemand heel moeilijk maken

A

Iemand het vuur aan de schenen leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Iemand snappen (betrappen) terwijl die met een misdaad bezig is

A

Iemand op heterdaad betrappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onvoorbereid

A

Voor de vuist weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kritiek op iemand geven, iemand terechtwijzen, berispen

A

Iemand op de vingers tikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Meteen vertellen waarover het gaat

A

Met de deur in huis vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Iets aan iedereen vertellen

A

Iets van de daken schreeuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Iets wat oud is opnieuw gebruiken

A

Iets van stal halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Iemand ondervragen, onderzoeken wat iemand weet

A

Iemand aan de tand voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zo anders zijn dan de rest dat het niet past

A

Uit de toon vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Alles laten zoals het is, niets veranderen

A

Alles bij het oude laten

17
Q

Dat was raak, dat was iets wat goed gezegd, gekozen, gedaan is

A

Een schot in de roos

18
Q

Iemand ergens toe overhalen

A

Iemand over de streep trekken

19
Q

Tevreden zijn

A

Het naar je zin hebben

20
Q

Ergens een grondige hekel aan hebben, een afkeer hebben van iets

A

Ergens een broertje dood aan hebben