Toetsweek begrippen 1,2,5 Flashcards

1
Q

aantrekkingsfactor/pullfactor

A

reden om naar een gebied toe te verhuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

afstotingsfactor/pushfactor

A

reden om uit een gebied te verhuisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

afzetmarkt

A

klanten die producten wil kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aquifer

A

waterdragende laag in de ondergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

arbeidsintensief

A

bedrijf dat arbeider nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

arbeidsmigrant/economische migrant

A

iemand die vanuit zijn gebied naar een ander gebied gaat voor werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

assemblage

A

product in elkaar zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bevolkingsdiagram

A

staafdiagram van bevolking op leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bevolkingspolitiek

A

Maatregelen van de overheid om bevolkings verspreiding te beinvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bevolkingsspreiding

A

verdeling van men op gebied of land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bodemerosie

A

bovenste laag bodem verdwijnt door wind of water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

communisme

A

staat heeft alle bedrijven in bezit en bepaalt welke producten er gemaakt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cultuur

A

alles wat je heb aangeleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

debiet

A

de hoeveelheid water dat door de rivier stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

delta

A

rivier die voor de mondig vertakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dimensie

A

hoek vanuit waar je iets bekijkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

drijvende bevolking

A

migranten die ergens anders wonen dan waar ze zijn ingeschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

eenkindpolitiek

A

gezinnen mogen maar 1 kind hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

export

A

uitvoeren van goederen en diensten naar een ander land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

gemengde rivier

A

rivier die gletser smeltwater en regen water afvoert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

gletsjerrivier

A

rivier die smeltwater van gletsjer afvoert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

global city/wereldstad/Metropool

A

grote stad die invloed heeft op de economie-politiek en cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

globalisering

A

internationale uitwisseling van goederen-mensen- info en geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

groeiland/opkomend land

A

land die een snelle economische groei maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

grondwater

A

water dat in de grond zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

grondwaterpeil

A

bovenkant van grond water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

hightechindustrie

A

industrie op het gebied van technische kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

hoogvlakte

A

gebied hoger dan 500m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

hydro-elektriciteit

A

elektriciteit opgewekt door water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

infrastructuur

A

voorzieningen die een persoon-goederen en info nodigt heeft om te vervoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

internationale arbeidsverdeling

A

verdeling van werk over verschillende landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

irrigratie

A

nathouden va landbouwgrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

isotherm

A

lijn die plaatselijke en een gelijke temperatuur verbindt met elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

kennisintensief

A

vakkennis die nodig is om een product te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

kolonie

A

gebied dat in bezit is van een ander land meestal europees land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

laagvlakte

A

gebied onder de 500m ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

lagelonenland

A

land met lage arbeidskosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

leeftijdsopbouw

A

verwachten aantal leeftijds groepen van een bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

levensverwachting

A

aantal verwachtende levensjaren op een bepaalde leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

luchtstreek

A

Temperatuur in een bepaald klimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

mechanisatie

A

vervaning van menselijke arbeid door machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

megastad

A

stad met meer dan 10 mil inw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

migratie/migranten

A

van de ene naar de andere plek verhuizen mensen die dit doen zijn migranten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

milieuramp

A

door mens veroorzaakte ramp (geeft schade aan natuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

multinationale/ multinationale onderneming

A

bedrijf met winkels-fabrieken in een ander land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

natuurramp

A

ramp veroorzaakt door de natuur (vaak veel slachtoffers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Newly Industrializing Countries NIC’s

A

landen die snel in de industrie zijn opgekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

ontbossing

A

kappen van bossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

piekafvoer

A

extreem hoog water afvoer in rivier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

regenrivier

A

rivier die water krijgt door regenwater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

regiem

A

schommeling van water afvoer in rivier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

regionale ongelijkheid

A

verschil tussen welvaart in twee gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

relief

A

hoogte verschil in landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

ruraal-urbane migratie

A

Migratie van platteland naar stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

sociale ongelijkheid

A

verschillen in welvaart en ongelijkheidskansen tussen groepen men

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

speciale economische zone (sez)

A

buitenlandse bedrijven mogen zich in dat gebied vrij vestigen en hoeven weinig belasting te betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

stadsdorp

A

verstedelijkt dorp omwringt door stedelijke bebouwingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

stroomgebied

A

het gebied dat afwatert op de hoofd rivier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

stuwdam

A

dam met daarachter een voorraad water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

toendra

A

boomloos gebied met mossen lage struiken- grassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

uitschuiven

A

onderdelen van productie verplaatsen naar goedkoper land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

urbanisatie

A

(verstedelijking) steeds meer men gaat in de stad wonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

urbanisatiegraad

A

% stedelingen in een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

urbanisatie tempo

A

snelheid waarmee de urbanisatie graad toe neemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

vergrijzing

A

toename van ouderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

waterscheiding

A

grens tussen 2 stroomgebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

woningdichtheid

A

aantal woningen per km2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

analfabetisme

A

men die 15+ zijn en niet kunnen lezen of schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

armoedegrens

A

minimale inkomen dat je nodig hebt om te kunnen leven

70
Q

artsendichtheid

A

aantal artsen per 1000 inw

71
Q

autonomie

A

zelfbestuur

72
Q

basisbehoefte

A

wat je nodig hebt om te leven huisvesting- onderwijs- gezondheidszorg- voedsel

73
Q

beroepsbevolking

A

men die betaald werk (wil) doen

74
Q

bnp per inw

A

gemiddelde inkomen per jaar

75
Q

braindrain

A

goedopgeleide men naar buitenland

76
Q

bnp

A

geld dat alle inw samen verdien per jaar

77
Q

buitenlandse investering

A

inverstering van een buitenlands bedrijv in een land

78
Q

corruptie

A

aannemen van geld in ruil daarvoor men voortrekken

79
Q

deelstaat

A

gebied binnen een land dat zelfbestuur heeft

80
Q

dienstensector/tertiare sector

A

bedrijven die zich bezig houden met leveren van diensten

81
Q

diversificatie

A

minder eenzijdig maken van economie

82
Q

duurzame hulp/structurele hulp

A

hulp waar een land iets blijvend aan heeft

83
Q

etnische groep

A

deel van een volk dat in een ander land bij elkaar wonen

84
Q

etnische minderheid

A

etnische groep die in het land in de minderheid zijn

85
Q

import

A

invoer van goederen en diensten

86
Q

industrie

A

goederen produceren met behulp van machines

87
Q

informele sector

A

ongeschoold-slechtbetaald werk in de diensector dat niet officieel wordt geregistreerd

88
Q

invoerrechten

A

belasting op producten in land

89
Q

kennismigrant

A

arbeidsmigrant die vanwege zijn kennis moet verhuizen

90
Q

landbouw

A

houden van dieren en verbouwen van gewassen

91
Q

mangrove

A

tropische kusten waar de bomen is zoutwater leven

92
Q

menselijke factor

A

verschijnsel verklaren van uit een mens

93
Q

multiculturele samenleving

A

men die samenleven met verschillende culturen

94
Q

natuurlijke factor

A

verschijnsel verklaren vanuit natuur

95
Q

natuurlijke hulpbron

A

producten uit de natuur die men goed kan gebruiken

96
Q

neokolonialisme

A

afhankelijkheid van arme landen ten opzichte van rijke landen na de kolonisatie

97
Q

noodhulp

A

hulp om te kunnen overleven

98
Q

ondervoeding

A

tekort aan voedsel

99
Q

ontwikkeld land

A

rijk land met hoog ontwikkelingspeil

100
Q

ontwikkelingshulp

A

steun die arme landen krijgen om hun levensomstandigheden te verbeteren

101
Q

ontwikkelingskenmerk

A

kenmerk of een land rijk is of arm is

102
Q

ontwikkelingsland

A

arm land met laag ontwikkelingspeil

103
Q

ontwikkelingssamenwerking

A

rijke- arme landen werken samen om hun leefomstandigheden te verbeteren

104
Q

remittances

A

migranten die geld sturen naar een land van herkomst

105
Q

savanne

A

tropen met lange grassen en groepen bomen en struiken

106
Q

steppe

A

droog gebied waar net genoeg water valt voor grassen en lage struiken

107
Q

tropisch regenwoud

A

dicht ondoordringbaar bos in de tropen

108
Q

vrije wereldhandel

A

Handelssysteem waar alle landen met elkaar in vrede handel kunnen drijven

109
Q

vrije wereldhandel

A

Handelssysteem waar alle landen met elkaar in vrede handel kunnen drijven

110
Q

welvaart

A

iemand die genoeg geld heeft om zijn behoefte te kunnen voorzien

111
Q

welzijn

A

iemand die toegang heeft tot basisbehoefte

112
Q

werkgelegenheid

A

aanwezigheid van banen

113
Q

zelfvoorzienend

A

kunnen voorzien in je eigen behoefte

114
Q

zuigelingensterfte

A

kinderen die in het eerste levensjaar dood gaan

115
Q

aanslibingskust

A

kust met veel afzet matriaal

116
Q

aardkorst

A

dunne laag gesteente om de aarde

117
Q

afbraakkust

A

kust met veel wegeslagen materiaal

118
Q

atmosfeer

A

lucht om ons heen

119
Q

benedenloop

A

einde van een rivier

120
Q

biosfeer

A

leven op aarde mens-plant-dier

121
Q

bovenloop

A

eerste stuk van rivier

122
Q

branding

A

breking van golfen in ondiep water

123
Q

breuk

A

barst of scheur in de aardkorst

124
Q

chemische verwering

A

verwering waarbij de samenstelling van het gesteente verandert

125
Q

eindmorene

A

verpulverend materiaal die in de loop van de jaren in glestjers zit

126
Q

endogene kracht

A

aardkorst verandert van binnenuit

127
Q

erosie

A

uitschuren en afschuren van hard gesteente

128
Q

exogene kracht

A

aardkorst verandert van buitenaf

129
Q

firn

A

korrelige oud sneeuw

130
Q

firnbekken

A

verzamel bekken van overjarige sneeuw

131
Q

geofactor

A

factor die vorming landschap mede bepaalt

132
Q

glaciaal/ijstijd

A

koude periode waarin de gemiddele temperatuur daalt

133
Q

gletsjer

A

enorme ijsmassa

134
Q

gletsjerpoort

A

plek waar smelt water uit de gletsjer stroomt

135
Q

gletsjertunnel

A

tunnel die onder de gletsjer ontstaat

136
Q

golf

A

rimpel in water

137
Q

grondmorene

A

sediment dat onder het ijs achterblijft als gletsjer smelt

138
Q

heuvelland

A

gebied tussen 200m en 500m

139
Q

hoefijzermeer

A

meer dat is gevormt door afsnijding

140
Q

hooggebergte

A

gebied hoger dan 1500m

141
Q

horst

A

stuk aard oppervlakte die minder naar benende is gezakt dan de slenk

142
Q

hydrosfeer

A

water op aarde

143
Q

interglaciaal

A

warme periode tussen twee ijstijden

144
Q

jong gebergte

A

gebergte dat een paar mil jaar oud is

145
Q

klifkust

A

steile kust die onstaan is door de zee die de onder kant heeft afgebrokkeld

146
Q

kustduin

A

heuvel die langs de kustlijn is ontstaan door wind

147
Q

laagland

A

gebied lager dan 200m

148
Q

landschapskringloop

A

verwering en erosie die telkens het landschap veranderen

149
Q

lengteprofiel

A

doorsnede van rivier

150
Q

meander

A

natuurlijke bocht in de rivier

151
Q

mechanische verwering

A

uiteenvallen van gesteente

152
Q

middelgebergte

A

gebied tussen 500m en 1500m

153
Q

middenloop

A

midden van de rivier

154
Q

neerslag

A

water die vormt in de dampkring

155
Q

oud gebergte

A

gebergte dat 100 mil of ouder is

156
Q

plaat/schol

A

stuk van de aardkorst

157
Q

plooiingsgebergte

A

gebergte dat ontstaan is door plooiing

158
Q

rivier

A

natuurlijke waterloop

159
Q

sediment

A

meegroevende zand- en kleideeltje die bezinken

160
Q

sedimentatie

A

afzetting van materiaal dat mee is genomen door water wind ect.

161
Q

sedimentgesteente

A

gesteente dat is ontstaan aangespoeld materiaal van wind water ect.

162
Q

slenk

A

omlaag gezakt deel van de aardkorst

163
Q

strandwal

A

zandbak die door branding is opgeworpen en boven zeeniveau ligt

164
Q

stroomstelsel

A

rivier in zijn geheel

165
Q

U-dal

A

dal in de vorm van een u

166
Q

V-dal

A

dal in de vorm van v

167
Q

verhang

A

verval per km

168
Q

verval

A

hoogteverschil tussen 2 plaatsen aan rivier

169
Q

verwering

A

het uiteenvallen van gesteente

170
Q

verweringsmatriaal

A

puin dat ontstaat door verwering

171
Q

zijmorene

A

gletsjer puin aan de zijkant