thema 3: ov 5 Flashcards

1
Q

voorbeelden externe factoren waar ondernemer geen vat op heeft

A
  • prijs van energie
  • concurrentie
  • weer
  • grondstofprijzen
  • onverwachte gebeurtenissen
  • belastingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoogconjunctuur

A

groei is groter dan normale groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

laagconjunctuur

A

groei blijft achter op normale groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke 2 fazen bevinden zich in hoogconjunctuur?

A

expansie en recessie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke 2 fazen bevinden zich in laagconjunctuur?

A

depressie en herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

conjunctuurindicatoren

A

gegevens die zeggen hoe de economie ervoor staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voorbeelden conjunctuurindicatoren

A
productiecapaciteit
producentenvertrouwen
consumentenvertrouwen
werkgelegenheid
omzet
openstaande vorderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gevolgen laagconjunctuur op vlak van

productiecapaciteit

A

productiecapaciteit zal dalen bv: corona, men mag niet open dus productie + vraag minder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gevolgen laagconjunctuur op vlak van

producentenvertrouwen

A

producent minder vertrouwen in economie

-> minder aankopen, minder investeringen doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gevolgen laagconjunctuur op vlak van

consumentenvertrouwen

A

consument minder vertrouwen in economie

-> uitgaven uitstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gevolgen laagconjunctuur op vlak van

werkgelegenheid

A

meer werkloosheid door minder productie / bedrijven moeten besparen -> jobs gaan verloren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gevolgen laagconjunctuur op vlak van

omzet

A

To zal dalen -> men produceert minder

! niet alle bedrijven; producenten noodzakelijke producten merken verlies omzet minder !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gevolgen laagconjunctuur op vlak van

openstaande vorderingen

A

bedrag stijgt -> moeilijker in laagconjunctuur rekeningen/schulden af te betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke sectoren worden eerst getroffen in laagconjunctuur

A

sectoren die luxe/ niet-noodzakelijke goederen of diensten produceren
bv parfum, reizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voorbeelden relancemaatregelen die overheid kan treffen om economische crisis aanpassen

A
  • btw verlagen -> zorgt voor stijging consumptie
  • verlagen belastingen (persoonsbelsting, vennootschapsbelasting)
  • grote infrastructuur werken opzetten -> zorgt voor werkgelegenheid
  • rente verlagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat kan een bedrijf doen om economische terugval op te vangen?

A
  • besparingen doorvoeren; werknemers ontslaan
  • diversiëring
  • risicospreiding
17
Q

risicospreiding

A

nieuwe markten opzoeken waar wel vraag is naar product

18
Q

diversiëring

A

nieuw product op markt brengen waardoor je nieuwe doelgroep aanspreekt