Spiertonus Flashcards

1
Q

Hoe bepaal je de trofische toestand van spieren?

A

atrofie/hypertrofie
ahv visuele inspectie: circumferentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mogelijke oorzaken atrofie?

A

neurogeen (letsel in motorische voorhoorncellen of de efferente uitlopers)
spierziekte (secundair)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij welke niet neurogene ziektes is atrofie een secundair verschijnsel?

A

reuma, rustatrofie, ouderdomsatrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is pseudohypertrofie?

A

abnormale afronding van de spieren (thv kuit, dij, heup, schouders) ten gevolge van excessieve vetopstapeling. Rubberachtig gevoel, zwak. Komt voor bij spierdystrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is spierdystrofie?

A

Spierdystrofie is een verzamelnaam voor verschillende erfelijke spieraandoeningen met spierzwakte als gevolg. De sterkte van de spieren neemt geleidelijk af omdat het spierweefsel wordt afgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de spiertonus?

A

De basisspanning in een spier in rust, het is de graad van weerstand (of gebrek) bij het passief bewegen van een extremiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het nut van spiertonus?

A

houdingscontrole (stabiele lichaamshouding), beweging en balans (gecontroleerd), bescherming van gewrichten (tegen plotselinge schokken en ongewenste bewegingen), klaar zijn voor actie, bijdrage aan circulatie (voortdurende, subtiele spiercontracties, wat de terugkeer van bloed naar het hart ondersteunt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat kan je doen wanneer de patient moeilijk ontspant?

A

isometrisch maximaal laten opspannen. ontspannen is makkelijker na inspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke spieren worden systematisch getest in de bovenste lidmaat?

A

vinger- en polsflexoren, pronator teres, biceps brachii, triceps brachii, pectoralis major en minor, subscapularis, latissimis dorsi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke spieren worden systematisch getest in de onderste lidmaat?

A

triceps surae, quadriceps, hamstrings, adductoren, psoas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe test men spiertonus?

A

PASSIEVE ELONGATIE SPIEREN
door traag en voorzichtig de betrokken spier te verlengen
–> omgekeerde beweging van functie spier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke vormen van spasticiteit zijn er?

A

verhoogde stretchreflex, knipmesfenomeen, clonus, elastiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verhoogde stretchreflex?

A

vorm spasticiteit
beperkt gedeelte in bewegingsbaan plots verhoogde weerstand
vaak in 1e helft
snelheidsafhankelijk: hoe sneller je het gewricht beweegt, hoe sterker de reflexieve contractie van de spier is, wat de weerstand verhoogt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

knipmesfenomeen?

A

vorm spasticiteit
progressief sterk stijgende weerstand in begin bewegingsbaan
abrupt einde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

clonus?

A

herhaalde, snelle samentrekkingen en ontspanningen van een spier bij elongatie
EMG bij enkel: co-contracties in agonist en antagonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kan je clonus doen verdwijnen?

A
  1. continue rekking onderbreken (uitlokkend mechanisme stilleggen)
  2. traag en volgehouden de betrokken spier uitrekken (stimuleren golgi-apparaat)
17
Q

Elastiek?

A

na uitrekken kaatst bewogen segment terug naar startpositie

18
Q

is er reductie mogelijk van hypertonie?

A

na vijf maal traag de beweging uit te voeren

19
Q

welke schaal wordt gebruikt om de weerstand te beoordelen?

A

Schaal van Ashworth
0: geen toename
1: lichte tonusverhoging (catch)
2: meer uitgesproken stijging, maar beweegbaar
3: uitgesproken weerstand, moeilijk passief te bewegen
4: stijf lidmaat in flexie/extensie

20
Q

bij welke spieren doet spasticiteit zich voornamelijk voor?

A

in de anti zwaartekracht spieren
BL: flexoren
OL: extensoren

21
Q

vertel iets over de antagonisten bij hypertone spieren?

A

antagonisten zijn vaak slap verlamd, er is een dysbalans in de spiertonusregulatie

22
Q

wanneer ontstaat spasticiteit?
leg uit

A

spasticiteit ontstaat meestal gradueel na een partiële of gehele uitval van de supraspinale controle (gekarakteriseerd door gewijzigd activiteitspatroon van de motor units in antwoord op de sensorische stimuli en centrale signalen) –> co-contracties, abnormale posturale controle, specifieke globale bewegingspatronen

23
Q

wat is de supraspinale controle?

A

De supraspinale controle omvat de delen van de hersenen en het bovenste gedeelte van het ruggenmerg die verantwoordelijk zijn voor het reguleren van vrijwillige bewegingen en het beheersen van reflexen. Wanneer deze controle wordt verstoord verliezen de spieren hun normale regulatie.

24
Q

wat zijn de anatomische onderdelen van de supraspinale controle?

A

motor cortex, basale ganglia, cerebellum, hersenstam, thalamus, corticospinale tractus

Motorische Cortex: Dit gebied in de hersenschors is verantwoordelijk voor het initiëren van vrijwillige bewegingen. Het stuurt signalen naar de spieren via het corticospinale pad.

Basale Ganglia: Deze groep van subcorticale kernen speelt een rol in de regulatie van bewegingen, het starten van bewegingen, en het onderdrukken van onwillekeurige bewegingen.

Cerebellum (Kleine Hersenen): Het cerebellum is essentieel voor de coördinatie, timing en precisie van bewegingen. Het helpt ook bij het corrigeren van bewegingen in real-time.

Hersenstam: Dit is een cruciaal gebied voor het reguleren van automatische functies zoals ademhaling, maar het speelt ook een rol in het beheer van basale motorische functies en reflexen.

Thalamus: De thalamus fungeert als een schakelstation voor signalen van de motorische cortex naar andere delen van het zenuwstelsel, en vice versa.

Corticospinale Tractus: Dit zijn de zenuwbanen die van de motorische cortex naar het ruggenmerg lopen en directe controle uitoefenen over de skeletspieren.