SO 1 zinnen Flashcards
heb je een leuke vakantie gehad?
Tu as passé de bonne vacances?
Ja, het was super!
Oui, c’etait super!
Wat hebben jullie gedaan?
Qu’est-ce que vous avez fait?
Wij zijn naar het strand geweest
Nous sommes alle(é)s a la plage
hoelang zijn jullie gebleven
vous étetes restés combien de temps
Wij zijn drie weken gebleven
Nous sommes restés trois semaines
Waren jullie in een hotel?
Vous avez été a l’hotel
nee, we hebben een appartement gehuurd
non, on a loué un appartement
met wie ben je op vakantie geweest?
Tu es allé en vacances avec qui
met mijn ouders
avec mes parents
was het mooi weer?
il a fait beau?
ja het was er warm weer: tussen de 30 en 35 graden
oui, il a fait tres chaud: entre 30 et 35 degrés
l’accrobranche, wat is dat?
l’accrobrancche, qu’est-ce que c’est?
het is een parcours in de bomen
c’est un parcours dans les abres