SM2.4. Fluïdomechanica Flashcards

1
Q

De dichtheid van water bedraagt:
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 100 g/l
B)) 1000 g/m³
C)) 1 kg/cm³
D)) 1 g/m³
E)) 1000 g/dm³

A

Oplossing;
E)) 1000 g/dm³

Opmerking(en):
Algemeen: ρ = 1 kg/l = 1 kg/dm³ = 1000 g/dm³

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zal een vast voorwerp met een relatieve dichtheid (of soortelijk gewicht) van 0,5 doen wanneer men het in water gooit?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Een vast voorwerp met een relatieve dichtheid van 0,5 zal drijven in/op water.
B)) Niet te bepalen aangezien men daarvoor de relatieve dichtheid van water in de gegeven situatie moet kennen.
C)) Een vast voorwerp met een relatieve dichtheid van 0,5 zal zinken in water.

A

Oplossing;
A)) Een vast voorwerp met een relatieve dichtheid van 0,5 zal drijven in/op water.

Opmerking(en):
Algemeen: Een stof met een relatieve dichtheid van 0,5 weegt voor hetzelfde volume half zoveel als water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe groot is de dichtheid van een (vast) voorwerp met een relatieve dichtheid (of soortelijk gewicht) van 5?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) niet te bepalen
B)) ρ = 5000 g/dm³
C)) ρ = 5 g/dm³
D)) ρ = 5 kg/cm³
E)) ρ = 5 kg/m³

A

Oplossing;
B)) ρ = 5000 g/dm³

Opmerking(en):
Algemeen: De relatieve dichtheid is de dichtheid van de stof t.o.v. de dichtheid van water. Bij een relatieve dichtheid van 5 zal de stof een dichtheid hebben die 5 keren groter is dan water. Aangezien de dichtheid van water 1 kg/l is zal de dichtheid van deze stof 5 kg/l zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke grootheid meet men met een hydrometer.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Een hydrometer meet de snelheid van een vloeistof.
B)) Een hydrometer meet de druk in een vloeistof.
C)) Geen correct antwoord.
D)) Een hydrometer meet de dichtheid van een vloeistof.
E)) Een hydrometer meet de viscositeit van een vloeistof.

A

Oplossing;
D)) Een hydrometer meet de dichtheid van een vloeistof.

Opmerking(en):
B)) De druk meet men met een manometer
E)) De viscositeit meet men met een viscometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een divergerende stroombuis?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Een divergerende stroombuis is een stroombuis die opsplitst in verschillende stroombuizen.
B)) Een divergerende stroombuis is een stroombuis die ontstaat door meerdere stroombuizen die samen komen.
C)) Een divergerende stroombuis is een stroombuis waarvan de dwarsdoorsnede kleiner wordt.
D)) Een divergerende stroombuis is een stroombuis waarvan de dwarsdoorsnede groter wordt.

A

Oplossing;
D)) Een divergerende stroombuis is een stroombuis waarvan de dwarsdoorsnede groter wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe verandert de statische druk bij een convergerende stroombuis?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De statische druk zal veranderen, maar dat is afhankelijk van andere factoren.
B)) De statische druk zal toenemen.
C)) De statische druk zal constant blijven.
D)) De statische druk zal afnemen.

A

Oplossing;
D)) De statische druk zal afnemen.

Opmerking(en):
Algemeen: De diameter neemt af, waardoor de snelheid van de vloeistof toeneemt. Hierdoor neemt de dynamische druk wel toe, maar zal de statische druk afnemen zodat de totale druk constant blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe verandert de statische druk bij een divergerende stroombuis?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De statische druk zal veranderen, maar dat is afhankelijk van andere factoren.
B)) De statische druk zal afnemen.
C)) De statische druk zal constant blijven.
D)) De statische druk zal toenemen.

A

Oplossing;
D)) De statische druk zal toenemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe verandert de dynamische druk bij een divergerende stroombuis?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De dynamische druk zal constant blijven.
B)) De dynamische druk zal afnemen.
C)) De dynamische druk zal toenemen.
D)) De dynamische druk zal veranderen, maar dat is afhankelijk van andere factoren.

A

Oplossing;
B)) De dynamische druk zal afnemen.

Opmerking(en):
Algemeen: De diameter neemt toe, waardoor de snelheid van de vloeistof afneemt. Hierdoor neemt de dynamische druk af (, maar zal de statische druk afnemen zodat de totale druk constant blijft.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly