Set 3 Flashcards
Woordjes Set 3
Inoefenen
To practise / rehearse
Het bedrijf en zijn positie
The company and its position
Presenteren, voorstellen
To present
Op geografisch vlak
Geographically
Thuismarkt
Home / domestic / inner market
Zowel A als B
Both A and B
Actief zijn op een markt
To operate in a market
Een breed productengamma, assortiment
A large/wide product range
Consumentengoederen
Consumer goods
Een nieuw product lanceren, op de markt brengen
To launch a new product
Concurrentie
Competition
Concurrent
Competitor
Concurreren met elkaar
To compete with/against each other
Naast dat, daarnaast
In addition to / besides that
Kleine, middelgrote en grote spelers
Small, mid-sized and large players
Opportuniteit, kans
An opportunity (-ties)
Bedreiging
A threat
Op iets inspelen
To take advantage of something
Jezelf differentiëren van
To differentiate yourself from