Set 14 Flashcards
Woordjes Set 14
1
Q
De overheidssector
A
A public sector
2
Q
Overheidsbedrijven
A
state-owned companies
3
Q
De privésector
A
A private sector
4
Q
Publiek beursgenoteerd privébedrijf
A
Governement-owned companies
5
Q
Openbare nutsbedrijven
A
Utility companies
6
Q
De openbare nutsvoorzieningen
A
The public utilities
7
Q
Beheren
A
To manage
8
Q
Verschillen van
A
To differ from/to be different from
9
Q
Vraag en aanbod
A
Supply and demand
10
Q
Economisch
A
economic
11
Q
Zuinig
A
economical
12
Q
Bruto binnenlands product (BBP)
A
Gross domestic product (GDP)
13
Q
Opdeling
A
Split-up
14
Q
Sector / sectoren
A
Industry / Industries
15
Q
Een abonnement op / zich abonneren op
A
a subscription to / to subscribe to