Reactietijd (RT) Flashcards

1
Q

Leg de speed-accuracy trade-off uit

A

Dit is de afweging die kandidaat moet maken om snel of accuraat te zijn. Hoe sneller, hoe minder accuraat. Hoe langzamer, hoe accurater. Het liefst wil de onderzoeker dat je zo snel mogelijk antwoordt, zonder teveel fouten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een limitatie van RT?

A

Het reflecteert alleen eindproduct van verwerking –> geen tussenstappen, alleen input en output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg de Donders’ substraction method uit.

A

Deze methode bestaat uit 3 taken:
- Simple RT –> 1 mogelijke stimulus, 1 mogelijke reactie. Zorgt voor snelste RT.
- 2-choice RT –> 2 mogelijke stimuli, 2 mogelijke reacties. Langere RT dan 1e. Hierbij is stimulus discriminatie (je moet 2 stimuli van elkaar kunnen onderscheiden) en responsselectie (je moet keuze maken tussen welke reactie je gaat uitvoeren).
- Go-nogo task –> 2 mogelijke stimuli, 1 mogelijke reactie (niet reageren is geen reactie). Sneller dan 2e, langzamer dan 1e. Hierbij is stimulus selectie (je kiest tussen 2 stimuli), maar geen responsselectie (je kan alleen maar reageren of niet, maar niet reageren is geen respons).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn aannames van Donders’ substraction method?

A

Seriality: verwerkingsfasen ontstaan na elkaar.
Pure insertion: duur van verwerkingsfasen blijft gelijk bij toevoeging van fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg de additive factors method (AFM) uit.

A

2 theorieën:
- Theorie 1: 2 onafhankelijke fasen = herkenning en vergelijking.
—> Slecht zichtbaar getal verhoogt RT voor herkenning, maar niet voor vergelijking.
—> Intercept stijgt, maar slope verandert niet. Zijn onafhankelijk van elkaar = additiviteit.
- Theorie 2: 1 fase betrokken in herkenning en vergelijking.
—> Duurt langer bij slecht zichtbaar getal.
—> Intercept verandert niet, maar slope wel. Zijn afhankelijk van elkaar = interactie.
Bij testen van deze theorieën bleken lijnen parallel te lopen, dus Theorie 1 = additiviteit klopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn limitaties van AFM?

A

Accepteren nulhypothese is tegenstrijdig
Additiviteit/interactie verandert niet bij nieuwe factor
Factoren kunnen niet parallel zijn (dan zijn assumpties geschonden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn assumpties van AFM?

A

Seriality: verwerkingsfasen ontstaan na elkaar.
Pure insertie: duur van verwerkingsfasen blijven gelijk bij toevoegen van fase.
Additiviteit: fasen zijn onafhankelijk en gescheiden.
Constante verwerkingstijd: duur van iedere fase blijft constant ongeacht manipulatie.
Homogeneity van verwerking: cognitieve processen binnen iedere fase zijn homogeen (geen variatie in tijd/efficiëntie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de diffusion model?

A

Dit is een model om te kijken hoe mensen keuzes maken. Je hebt 2 tegengestelde grafieken die allebei een andere keuze reflecteren. Bij het bewijs voor een keuze gaat de grafiek omhoog en dit gaat net zolang door totdat 1 van de 2 grafieken een drempelwaarde heeft bereikt. Als deze is bereikt is er een keuze gemaakt en wordt bijbehorende reactie uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly