Possessive pronouns Flashcards
1
Q
ik
A
mijn
2
Q
je
A
je
3
Q
jij
A
jouw
4
Q
u
A
uw
5
Q
hij
A
zijn
6
Q
ze, zij (singular)
A
haar
7
Q
we, wij
A
ons, onze
de -> onze
het -> ons
8
Q
jullie
A
jullie
9
Q
ze/zij (plural)
A
hun