peuter/kleuter Flashcards

1
Q

denkfouten maken peuter/kleuter

A
  • laten zich leiden door de waarneming van het moment
  • ego centrisme
  • fantasie vs werkelijkheid
  • centratie
  • reversibel denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

fantasie vs werkelijkheid

A

1) magisch denken –> denken dat ze invloed hebben op een gebeurtenis maar dat niet zo is
2) animisme –> overtuiging dat levenloze objecten een ziel hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

belangrijke denkvaardigheden in de pre-operationele fase

A
  • objectpermanentie
  • symbolisch denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

in welke fase zet erik ericson de peuter

A
  • anaal musulaire fase
    -locomotorische genitaal fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

symbolisch denken

A

peuters kunnen beelden van de werkelijkheid opslaan in hun geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cognitieve ontwikkeling

A

de groei van het denk/leer vermorgen van een persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tonen symbolisch denken door :

A

uitgestelde imitatie
verbeeldingspel
mentale beelden
tekening
taal
fantasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

semantisch geheugen

A

is onvoldoende ontwikkelt, daardoor is het moeilijk voor een peuter om informatie op te slaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

rauwers

A

houden van rauw activiteit ( bv buitenspelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

douwers

A

ze willen hun kennis steeds verder duwen ( bv experimenteren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

schouwers

A

ze gebruiken hun zintuigen om dingens aan te schouwen ( bv puzels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bouwers

A

richten zich vooral op sociaal bouwen ( bv voetbal spelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

creatief

A

armbandjes maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

constructief

A

lego

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

cognitief

A

telboekje

17
Q

sociaal

A

domino

18
Q

bewegend

A

loopfiets

19
Q

waarom zijn de schijf van vijf belangrijk ?

A

Zo kun je kinderen genoeg afwisseling bieden met speelgoed.

20
Q

hoe kan je ontwikkeling van het kind stimuleren?

A

Praat met het kind
Train het geheugen met spelletjes.
Laat het kind dingen sorteren
Laat het kind buiten spelen.

21
Q

Peuters kunnen getallen
herkennen en benoemen.
Hierdoor kunnen ze al
goed tellen.

A

nee, Peuters krijgen een idee van getallen maar tellen
kunnen ze nog niet.

22
Q

Kleuters hebben tijdsbesef.
Ze kennen begrippen zoals
morgen en gisteren.

A

nee, Ze hebben nog weinig tijdsbesef. Tijd draait om
belangrijke gebeurtenissen zoals een verjaardag.

23
Q

Kleuters stellen
waaromvragen.

A

ja, Ze stellen vragen omdat ze nieuwsgierig zijn en de
wereld willen begrijpen

24
Q

Peuters en kleuters
worden via sociaal leren
gestimuleerd in hun
(cognitieve) ontwikkeling

A

ja, Ze leren door hun opvoeders en anderen te
observeren en hen na te bootsen.

25
Q

Kleuters hebben minder
tijd nodig dan peuters om
dingen te leren.

A

ja, Kleuters zijn zelfstandiger en meer zelfbewust. Hun
cognitieve vaardigheden zijn al meer ontwikkeld.