P2 Pluriforme samenleving Flashcards

1
Q

Pluriformiteit

A

De mate waarin verschillen tussen (groepen) mensen bestaan in een samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pluriforme samenleving

A

Een samenleving waarin verschillende opvattingen, gedragingen, levensbeschouwingen, religies en culturen, gewoonten en gebruiken mogen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarden en normen

A

Waarden: Opvattingen binnen een samenleving of groep over wat goed en juist is dus moet worden nagestreefd.
Normen: Opvattingen over hoe je je op grond van bepaalde waarden behoort te gedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Socialisatie

A

Het proces waarin een mens de waarden en normen en andere kenmerken van de groep krijgt aangeleerd en zich eigen maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociale controle

A

leden van een groep letten erop dat mensen zich aan de regels houden. Zij maken hierbij gebruik van sancties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cultuur

A

Het geheel van waarden, normen, gewoonten en uitingsvormen die mensen met elkaar delen en vaak als vanzelfsprekend beschouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Identiteit

A

Het beeld dat iemand van zichzelf heeft en naar buiten uitdraagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Discriminatie

A

het ongelijk behandelen van mesen op basis van kenmerken die er niet toe doen, bijvoorbeeld huidskleur, leeftijd of geloof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stereotypen

A

Versimpeld en vaak overdreven beeld van een groep mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vooroordeel

A

Een oordeel of mening over iemand zonder dat je de persoon kent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Xenofobie

A

Angst voor het vreemde, of de vreemdeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tolerantie

A

De mate waarin anders zijn of anders denken wordt geaccepteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ingroup

A

Mensen geven de voorkeur aan de leden van hun eigen groepen (ingroup) en hebben een afkering tegen de leden van andere groepen (outgroup) in sociale situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dominante cultuur

A

De overheersende cultuur in een land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Subcultuur

A

Deel van de dominante cultuur, maar dan met eigen kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tegencultuur

A

Dit zijn culturen die zich verzetten tegen een bepaald onderdeel van de dominante cultuur.

17
Q

Individualisme

A

De opvatting dat mensen als individu belangrijker zijn dan de groep waartoe ze behoren.

18
Q

Segregatie

A

Het opdelen van een samenleving in gescheiden gemeenschappen.

19
Q

Assimilatie

A

Het totaal en eenzijdig aanpassen aan de dominante cultuur in de samenleving.

20
Q

Integratie

A

Het opnemen van een groep in de samenleving door wederzijdse aanpassing.

21
Q

Diversiteit

A

Alle kenmerken waarop mensen verschillen. Het gaat hierom bij zichtbare kenmerken (uiterlijk) en minder zichtbare kenmerken (bijv. afkomst)

22
Q

Sociale cohesie

A

De onderlinge verbondenheid tussen mensen in een groep of samenleving.

23
Q

Polarisatie

A

Het bewust uitvergroten van verschillen tussen groepen.