Nederlands TW 4 Flashcards

1
Q

Mentaal

A

geestelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verhullen

A

niet openlijk zeggen, verbergen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

repressie

A

onderdrukking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

adequaat

A

passend, zoals nodig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

loyaal

A

trouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

reduceren

A

terugdringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

attitude

A

houding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ongenoegen

A

ontevredenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

saboteren

A

met opzet laten mislukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

parallel

A

overeenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

consensus

A

overeenstemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

drastisch

A

ingrijpend, rigoureus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

onmiskenbaar

A

zeer duidelijk, niet te missen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bont

A

gekleurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vergaren

A

verzamelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

uniformiteit

A

eenvormigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

uniek

A

enig in zijn soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

potentieel

A

mogelijk, in aanmerking komend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

rivaal

A

concurrent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

zinnen

A

bevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

negeren

A

contact uit de weg gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ornitholoog

A

vogeldeskundige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

analyse

A

zorgvuldige ontleding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

aan het licht brengen

A

duidelijk maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

patroon

A

regelmatigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

frequentie

A

bepaald aantal per tijdseeenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

individueel

A

op zichzelf staand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

vitaal

A

fit en krachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

leek

A

ondeskundige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

relatief

A

betrekkelijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

dientengevolge

A

daardoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

ietwat

A

een beetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

veerkrachtig

A

elastisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

al naargelang

A

afhankelijk van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

intensiteit

A

heftigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

proviand

A

voedsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

gepaard gaan met

A

samengaan met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

democratisering

A

het volk krijgt inspraak en beslist mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

telescoop

A

verrekijker waarmee je heelal in kunt kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

pseudoniem

A

schuilnaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

megalomaan

A

wat getuigt van grootheidswaanzin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

microkrediet

A

financiering op kleine schaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

alternatief

A

vervanging, andere mogelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

anoniem

A

zonder je naam te noemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

potentie

A

mogelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

exclusief

A

met uitsluiting van dingen of mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

innovatie

A

vernieuwing

48
Q

autodidact

A

iemand die zichzelf van alles heeft aangeleerd zonder school

49
Q

anarchistisch

A

geen staatsgezag aanvaardend

50
Q

prototype

A

eerste exemplaar van nieuw product

51
Q

destructief

A

kapotmakend

52
Q

collectief

A

gemeenschappelijk

53
Q

expliciet

A

nadrukkelijk

54
Q

monogamie

A

het samenleven met 1 vaste partner

55
Q

symbiose

A

samenleven van twee ongelijksoortige organismen die daar beide

56
Q

diagnose

A

het vaststellen van een ziekte

57
Q

extramurale zorg

A

zorg aan patiënten die niet in ziekenhuizen of verpleeghuizen verblijven

58
Q

antidepressiva

A

middelen die neerslachtigheid verminderen of voorkomen

59
Q

crescendo

A

toenemend,stijgend

60
Q

data

A

gegevens

61
Q

essentie

A

hoofdzaak

62
Q

exemplatisch

A

als voorbeeld

63
Q

expressief

A

veelzeggend

64
Q

focus

A

datgene waar je je op concentreert

65
Q

imago

A

beeld dat mensen van iets of iemand hebben

66
Q

legitiem

A

wettig

67
Q

medium

A

middel

68
Q

oratie

A

redevoering

69
Q

therapie

A

geneeswijze

70
Q

humaan

A

menselijk

71
Q

impulsief

A

zonder erover na te denken

72
Q

elite

A

bevoorrechten klasse

73
Q

provoceren

A

uitdagen

74
Q

feministisch

A

strijdend voor vrouwenrechten

75
Q

intercontinentaal

A

tussen verschillende continenten

76
Q

intentie

A

plan, bedoeling

77
Q

generaliseren

A

veralgimeniseren

78
Q

ad hoc

A

voor de zaak

79
Q

ad rem

A

gepast, ter zake

80
Q

alter ego

A

tweede ik

81
Q

casu quo

A

in het zich voordoende geval

82
Q

comunis opinio

A

algemene mening

83
Q

conditio sine qua non

A

noodzakelijke voorwaarde

84
Q

contradictio in terminis

A

term die innerlijek tegenspraak bevat

85
Q

corpus delicti

A

voorwerp waarmee een misdrijf is gepleegd

86
Q

cum laude

A

met lof

87
Q

cum suis

A

met de zijnen

88
Q

deo volente

A

zo de Heere wil

89
Q

ex aequo

A

op gelijek hoogte

90
Q

modus operandi

A

werkwijze

91
Q

mutatis mutandis

A

met de veranderingen die nodig zijn bij een andere toepassing

92
Q

nota bene

A

let goed op

93
Q

persona non grata

A

ongewenst persoon

94
Q

postscriptum

A

naschrift

95
Q

primus inter pares

A

de eerste onder zijns gelijken

96
Q

pro deo

A

voor niets

97
Q

stante pede

A

meteen, op staande voet

98
Q

status quo

A

toestand waarin zich iets bevindt; bestaande toestand

99
Q

sub rosa

A

vertrouwelijk

100
Q

tabula rosa

A

onbeshreven blad

101
Q

terra incognita

A

obekend land

102
Q

carpe diem

A

pluk de dag

103
Q

divide et impera

A

verdeel en heers

104
Q

errare humanum est

A

vergissen is menselijk

105
Q

in vino veritas

A

Wie dronken is, laat zijn ware aard zien

106
Q

memento mori

A

gedenk te sterven

107
Q

Mens sana in corpore sano

A

een gezonde geest in een gezond lichaam

108
Q

morituri te salutant

A

zij die gaan sterven groeten u

109
Q

Nil volentibus arduum

A

niets te moeilijk voor hen die willen

110
Q

nomen est omen

A

de naam is een voorteken

111
Q

pecunia non olet

A

geld stinkt niet

112
Q

ora et labora

A

bid en werk

113
Q

quo vadis

A

waarheen gaat gij

114
Q

si vis pacem, para bellum

A

wie de vrede liefheeft, wapenen zich ten oorlog

115
Q

Vanitas vanitatum, omnia vanitas

A

ijdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid

116
Q

veni, vidi, vici

A

ik kwam, zag en overwon

117
Q
A