Nederlands EXAMENS Flashcards
1
Q
Atribuut
A
iets wat je nodig hebt
2
Q
carnivoor
A
vlees, vis eter
3
Q
continent
A
werelddeel
4
Q
hypnose
A
kunstmatig opgewekte slaaptoestand
5
Q
sleutelwoord
A
kernwoord
6
Q
benard
A
onaangenaam
7
Q
emotief
A
met gevoel
8
Q
mysterieus
A
raadselachtig
9
Q
opiniërend
A
een mening geven
10
Q
persuatief
A
overtuigend
11
Q
prescriptief
A
instructies doorgeven
12
Q
associëren
A
samenvoegen
13
Q
gegarandeerd
A
zeker
14
Q
goed bezig
A