ne Flashcards
1
Q
zet geen komma voor en en of
A
zinnen correct begrenzen
2
Q
bovendien
A
opsomming
3
Q
zet achter een zin een punt het maakt niet uit of de zin een of meer mededelingen
A
zinnen correct begrenzen
4
Q
zet een komma tussen twee persoonsvormen
A
zinnen correct begrenzen
5
Q
om te beginnen
A
opsomming
6
Q
en
A
opsomming
7
Q
vervolgens
A
tijdsverloop
8
Q
nu
A
tijdsverloop
9
Q
ook
A
opsomming
10
Q
achter een vraagzin een vraagteken
A
zinnen correct begrenzen
11
Q
daarna
A
tijdsverloop
12
Q
naast
A
opsomming
13
Q
zet voor een voegwoord een komma
A
zinnen correct begrenzen
14
Q
tenslotte
A
opsomming
15
Q
door
A
oorzaak gevolg
16
Q
verder
A
opsomming
17
Q
omdat
A
rede
18
Q
eerst
A
tijdsverloop
19
Q
nadat
A
tijdsverloop