natuurwetenschappen Flashcards

1
Q

wat is natuurwetenschappen

A

het is een verzamelnaam voor veel wetenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dieren,planten,schimmels,bacterien zijn

A

organismen of levende wezens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

alle organisme of delen van organismen behoren tot

A

levende natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een dood organisme is

A

een organisme die leefde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een levenloze natuur is

A

een object of iets die nooit een leven (kreegt,had)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een levend natuur

A

iets die leven is bv een boom,bloem,dier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

1ste stap wetenschappelijk onderzoek

A

een onderzoeksvraag formuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2de stap

A

een hypothese formuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3de stap

A

benodigheden verzamelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

4de stap

A

de werkwijze uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

5de stap

A

waarnemingen formuleren en gegevens analyseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

6de stap

A

een besluit formuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

7de stap

A

reflecteren over het onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een goede hypothese wordt meestal geformuleerd in de vorm

A

als… , dan…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een biotoop

A

dat is een plaats met typische omgevingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn biotische factoren

A

het zijn alle invloeden uit de levende natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn Abiotische factoren of omgevingsfactoren

A

het zijn alle invloeden uit de levende natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

detritus is

A

organisch afval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

detrivoren zijn

A

de organisme die de detritus eten

20
Q

hoe noemen wij de ding in de kaka van de detrivoren

A

wij noemen dat reducenten die omgezet worden naar mineralen

21
Q

wat is de naam van de ding die zelf zijn voedingstoffen maakt

A

wij noemen die producenten

22
Q

hoe noemt de organisme die de andere organisme eten noemen wij

A

consumenten

23
Q

wat wilt dat zeggen →

A

dat wilt zeggen gegeten door

24
Q

elke organisme die in de voedselketel noemen wij een

25
beneden de voedselpiramide staan de
kleinere organisme
26
voedsleweb lijkt op
de web van een spin gewoon in de naam lezen domme pipo
27
een voedselkringloop is
een voedselketel die bestaat uit producenten,consumenten,detrivoren en reducenten
28
wat is biodiversiteit
het zijn verschillende soorten organismen in één gebied
29
wat is biologisch envenwicht
dat is het toestand waarbij een aantal organism van elke soort in een bepaald gebied ongeveer gelijk blijft
30
energie symbool
E
31
joule symbool
J
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47